Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3973/TB, 25 maart 2013, beroep
Uitspraakdatum:25-03-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3973/TB

betreft: [klager] datum: 25 maart 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F.J. Koningsveld, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 18 december 2012 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 maart 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. F.J. Koningsveld, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst
Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van de Pompestichting, hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde longstayvoorziening.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 30 januari 2001 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is bij beslissing van 16 mei 2002 geplaatst in FPC De Kijvelanden te Poortugaal en vervolgens bij beslissing
van 12 september 2007 geplaatst in een longstayvoorziening van de Pompestichting.
Het hoofd van de Pompestichting heeft op 29 maart 2012 geadviseerd om klagers verblijf in de longstayvoorziening te continueren. Op 6 augustus 2012 en 30 augustus 2012 zijn pro justitiarapportages uitgebracht die inhielden dat voortzetting van klagers
longstaystatus noodzakelijk is. Vervolgens is op 9 oktober 2012 door de Pompestichting een laag beveiligingsniveau geadviseerd. Door de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) is op 16 november 2012 geconcludeerd dat een op verandering gerichte
behandeling niet zinvol is en is het beveiligingsniveau ingeschat op laag.
De Staatssecretaris heeft op 18 december 2012 beslist klagers verblijf in de longstayvoorziening voort te zetten en het beveiligingsniveau vastgesteld op laag.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager zou het liefst buiten de inrichting eventueel in een beschermde omgeving willen wonen. Met zijn partner als dat kan. Hij zou op een sociale werkplaats willen werken. Hij heeft dit eerder gedaan.

Klager heeft zelf verzocht om plaatsing in een longstayvoorziening, omdat zijn partner daar verbleef. Een vorm van autonomie samen met zijn partner in de inrichting kan niet worden gerealiseerd.
Klager is het niet eens met de conclusie dat voortzetting van zijn longstaystatus geïndiceerd zou zijn.
Als klager elders geplaatst zou worden, zou hij, omdat hij een begeleid verlofkader heeft, zijn partner in de Pompestichting kunnen bezoeken. Hij heeft de hele behandeling doorlopen in de Pompestichting, een cursus van achttien maanden gevolgd en alle
certificaten behaald. Hij wil graag aantonen dat hij zonder problemen buiten de inrichting kan functioneren.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Klagers situatie is uitgebreid bekeken. Uit de herbeoordeling van de Pompestichting, de pro justitia- en de LAP-rapportage volgt dat voortzetting in een longstayvoorziening geïndiceerd is. Behandelperspectief wordt niet gezien en uitstroom naar de GGZ
is niet aan de orde. Een beschermde woonvorm is niet geïndiceerd, omdat klager daarmee onvoldoende gecontroleerd kan worden. Klagers bereidheid om libidoremmende medicatie te nemen maakt dit niet anders.
Indien klager zou worden overgeplaatst moet er opnieuw een verlofmachtiging worden aangevraagd.

4. De beoordeling
Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager verblijft in de longstayvoorziening van de Pompestichting, locatie Zeeland.

In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus
nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.

Uit de pro justitia rapportages van augustus 2012 volgt dat klagers kernproblematiek onverminderd aanwezig is en geen behandelperspectief wordt gezien. Geadviseerd wordt om klagers longstaystatus te continueren.
Uit het verlengingsadvies van 29 maart 2012 van het hoofd van de Pompestichting volgt dat klagers pedoseksualiteit nog steeds op de voorgrond staat en het risico van delictgedrag buiten de huidige kaders groot is. Aangegeven is dat externe sturing en
controle nodig zijn om klager niet te laten terugvallen in delictgedrag, voortzetting van klagers plaatsing in een longstayvoorziening op dit moment geïndiceerd is en geen mogelijkheid wordt gezien voor plaatsing in de GGZ of in een beschermde
woonvorm.
De LAP heeft in haar advies van 16 november 2012 aangegeven geen mogelijkheid te zien voor plaatsing in de GGZ en geadviseerd om klagers longstaystatus voort te zetten.

Gelet op het bovenstaande is de beroepscommissie van oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een longstayvoorziening in de rede ligt. Vooralsnog zijn er geen redenen gebleken
klager
over te plaatsen naar een behandelinrichting voor het opstarten van een nieuwe behandelpoging. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs
B. van Dekken en mr. R.M. Maanicus, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert,
secretaris, op 25 maart 2013

secretaris voorzitter

Naar boven