nummer: 13/840/STA
betreft: [klager] datum: 19 maart 2013
De voorzitter van de beroepscommissie uit de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift, ingediend door mr. L.M. Oldenburg, namens
[...], verder verzoeker te noemen, verblijvende in FPC Veldzicht te Balkbrug, verder de inrichting te noemen.
Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 64 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt), van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting van 27 februari 2013, inhoudende het
gedogen van een geneeskundige handeling (dwangmedicatie).
De voorzitter heeft voorts kennisgenomen van het klaagschrift van 6 en 15 maart 2013 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van het hoofd van voornoemde inrichting van 18 maart 2013.
1. De standpunten
Verzoeker heeft zijn verzoek als volgt toegelicht. Verzoeker vertoont al jaren hetzelfde ziektebeeld. Er is geen sprake van een explosieve gevaarsituatie. Verzoeker krijgt al jaren medicatie toegediend. Niet valt in te zien waarom een ingrijpende
maatregel als dwangmedicatie nu geboden zou zijn. Voor toepassing van dwangmedicatie moet sprake zijn van ernstig gevaar. In de beslissing wordt dit niet benoemd. Het is een raadsel waarom verzoeker nu ineens een gevaar voor zijn gezondheid en
veiligheid of die van anderen zou opleveren. De beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit lijken in het geheel geen rol te hebben gespeeld. Bij de keuze voor een bepaalde geneeskundige handeling dient steeds de voor de verpleegde minst
ingrijpende handeling te worden gekozen. Het besluit van dwangmedicatie lijkt slechts samen te hangen met de wijziging van de medicijnen, waarbij het belang van verzoeker in het geheel niet is meegewogen.
Uit de inlichtingen van het hoofd van de inrichting komt het volgende naar voren. Bij verzoeker is sprake van schizofrenie van het paranoïde type waarbij er momenteel sprake is van grootheidswanen. Sinds verzoeker is ingesteld op Risperdal Consta
(tweewekelijks 25 mg) is er geen sprake meer geweest van seksueel ontremd en agressief gedrag. Tussentijdse tijdelijke verhoging van verzoekers medicatie had geen effect op de wanen. In verzoekers doen en laten zijn geen problemen. Hij blijft
vriendelijk in het contact, is actief en goed aangepast aanwezig op de afdeling. Ziektebesef en ziekte-inzicht zijn afwezig. Het is gelukt een kliniek in Congo bereid te vinden om verzoeker op te nemen. Er is afgesproken dat vanwege de hoge kosten van
de huidige medicatie deze zal worden gewijzigd is Haloperidol 100 mg, hetgeen ook in Congo goedkoop en goed verkrijgbaar is. Door verzoeker andere medicatie voor te schrijven zal het makkelijker zijn om hem in zijn geboorteland te laten behandelen. De
verandering van medicatie is met verzoeker besproken. Hij is van mening dat hij geen medicatie nodig heeft, maar zal het depot accepteren. Sinds het gesprek met de psychiater uit Congo en het advies om de medicatie om te zetten, heeft verzoeker
aangegeven dit niet meer te willen. Het ligt in de lijn der verwachting dat verzoeker uitgezet zal worden naar het thuisland Congo. Dit zal enkel geschieden wanneer de psychiater aldaar verzoeker wil en kan opnemen. Dit is verbonden aan de voorwaarde
dat verzoeker zijn medicatie inneemt om zo het risico op recidive zo laag als mogelijk te houden. Wanneer verzoeker stopt met inname van zijn medicatie zal het recidiverisico toenemen. De sterke toename zal gelegen zijn in de toekomst en niet in de
nabije toekomst. Gelet op de uitzetting en de voorwaarde van de Congolese psychiater is de beslissing genomen over te gaan tot dwangmedicatie. De toediening van dwangmedicatie is niet acuut van aard. Het doel is het voorkomen dat verzoeker langdurig
binnen de inrichting moet verblijven. Verzoeker is ongewenst vreemdeling en kan in Nederland niet resocialiseren. De tbs-maatregel zal naar verwachting niet worden verlengd. Op de lange termijn zal het niet innemen van dwangmedicatie een gevaar
opleveren. De uitzetting en de resocialisatie in zijn thuisland zullen hierdoor gevaar lopen. Het volgende depot zal op donderdag 21 maart 2013 worden toegediend.
2. De beoordeling
De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van een beslissing van het hoofd van de inrichting slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan worden onderzocht en beslist. Aan de
orde is daarom slechts de vraag of de beslissing tot het toedienen van dwangmedicatie op 21 maart 2013 zodanig onredelijk is dat er een spoedeisend belang is om thans over te gaan tot schorsing van die beslissing van het hoofd van de inrichting. De
voorzitter overweegt hieromtrent het volgende.
Gesteld noch gebleken is dat de gedragingen van verzoeker een onmiddellijk gevaarzettend karakter vertonen, waardoor het toedienen van dwangmedicatie noodzakelijk is. De negatieve gevolgen van het niet innemen van de medicatie in termen van
recidivegevaar dienen zich volgens het hoofd van de inrichting pas op langere termijn aan. De toediening van dwangmedicatie aan verzoeker lijkt in dit geval te zijn ingegeven door de wens de uitzetting van verzoeker naar Congo mogelijk te maken.
Verzoeker is ongewenst vreemdeling en kan in Nederland niet resocialiseren. In Congo zal verzoeker worden opgenomen in een kliniek, alwaar zijn behandeling zal worden voortgezet. Weliswaar neemt de voorzitter aan dat uit oogpunt van zijn behandeling
verzoeker er baat bij zal hebben zijn medicatie te blijven innemen, de huidige wet kent echter naast het gevaarscriterium van artikel 26 Bvt geen andere grond, die de toediening van dwangmedicatie mogelijk maken. Onder deze omstandigheden dient het
verzoek om schorsing te worden toegewezen. De tenuitvoerlegging van de beslissing van het hoofd van de inrichting moet derhalve worden geschorst, in afwachting van de uitspraak van de beklagcommissie.
3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek toe en schorst de beslissing van het hoofd van de inrichting, in afwachting van de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 19 maart 2013
secretaris voorzitter