Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3985/GB, 19 maart 2013, beroep
Uitspraakdatum:19-03-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/3985/GB

Betreft: [klager] datum: 19 maart 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.M.F. Aarts, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 13 december 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem over te plaatsen naar locatie De Schie te Rotterdam ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 25 april 2008 gedetineerd. Hij verbleef in het penitentiair psychiatrisch centrum (PPC) Haaglanden. Op 7 december 2012 is hij overgeplaatst naar locatie De Schie, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager stelt zich op het standpunt dat het zorgvuldigheidsbeginsel en het beginsel van hoor en wederhoor zijn geschonden. Klager is onvoldoende in de gelegenheid gesteld de gronden van zijn
bezwaar uiteen te zetten. Hoewel klager zich niet prettig voelde, heeft hij zich behoorlijk gedragen op de verblijfsafdeling. Vanwege de medische toestand van de ouders van klager, kunnen zij niet ver reizen. Vanwege deze situatie heeft klager
verschillende keren aangegeven zijn verblijf in het PPC Haaglanden te willen voortzetten. Klager is van mening nog niet uitbehandeld te zijn. Overplaatsing naar een p.i. met een regulier regime is volgens klager uiterst schadelijk voor zijn
persoonlijke
ontwikkeling. Bovendien bestaat het risico dat klager bij gevoelens van onrechtvaardige behandeling in conflict komt met zijn omgeving. In de onderbouwing van de behandelaren komt naar voren dat zij aangeven niet verder te kunnen gaan met de
behandeling, vanwege gebrek aan vertrouwen en het geringe vermogen tot zelfreflectie van klager. Deze stelling is volgens klager onjuist, vaag en algemeen. Dit is volgens klager ook in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel, mede omdat expliciet wordt
aangegeven dat klager nog behandeling zou kunnen gebruiken.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Behandelaren zijn van mening dat klager mogelijk nog baat zou kunnen hebben bij een behandeling, maar die behandeling kan niet meer geboden worden in het PPC Haaglanden. Op het aanbod een nieuwe start te maken in een andere PPC reageerde klager uiterst
teleurgesteld en afwijzend. Klager zegt niet mee te willen werken aan een behandeling elders. Het advies van de behandelaar is om klager daarom te plaatsen in een reguliere inrichting. Het is onzorgvuldig dat geen mededeling is gedaan dat klager tien
dagen de tijd had om nadere gronden voor zijn bezwaar aan te geven. De selectiefunctionaris vindt echter dat er geen sprake is van een schending van het zorgvuldigheidsbeginsel en het beginsel van hoor en wederhoor.

4. De beoordeling
4.1. De gevangenis van de locatie De Schie is een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau.

4.2. Klager, die in hoger beroep is veroordeeld, kan in een gevangenis met een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst.

4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat de
selectiefunctionaris op basis van de informatie van de inrichting/behandelaren in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager vanwege zijn gedrag/houding niet langer behandeld kan worden in PPC Haaglanden. Klager wijst elk aanbod om elders behandeld
te worden af. Gelet hierop kon in redelijkheid en bij afweging van alle betrokken belangen tot plaatsing in een inrichting met een regulier regiem besloten worden. Voor wat betreft de procedure overweegt de beroepscommissie dat het onzorgvuldig is
geweest om de raadsman geen termijn te gunnen voor nadere toelichting op het bezwaar. Aan die onzorgvuldigheid hoeft echter geen gevolg te worden verbonden, nu klager nadien de gelegenheid heeft gehad zijn bezwaren tegen de gewraakte beslissing alsnog
toe te lichten, van welke gelegenheid hij in het beroepschrift ook gebruik heeft gemaakt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van C.M.E. Taverne, secretaris, op 19 maart 2013

secretaris voorzitter

Naar boven