Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/4063/GA, 18 maart 2013, beroep
Uitspraakdatum:18-03-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/4063/GA

betreft: [klager] datum: 18 maart 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.R. Weening, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 20 december 2012 van de beklagcommissie bij de locatie Hoogvliet,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het in rekening brengen van kosten voor een herhalingsonderzoek.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. In de week van 24 september 2012 werd pas aan klager bekend dat de kosten werden ingehouden, doordat het geld toen van zijn rekening werd
afgeschreven.
Klager heeft derhalve binnen de termijn beroep ingesteld. Klager betwist dat hij een herhalingsonderzoek heeft aangevraagd.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Ingevolge artikel 61, vijfde lid, van de Pbw wordt een klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen ingediend. Klager stelt pas in de week van 24
september 2012 op de hoogte te zijn geweest dat de kosten worden doorberekend. Niet is gebleken dat klager eerder hiervan kennis zou hebben gekregen. Klager had dan ook ontvangen moeten worden in zijn beklag. Het beroep zal derhalve gegrond worden
verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd. De beroepscommissie zal alsnog inhoudelijk op het beklag ingaan.
Ingevolge artikel 6, derde lid, van de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen wordt een verzoek om een herhalingsonderzoek na kennisneming van de uitslag schriftelijk bij de directeur ingediend. Klager ontkent dit te hebben gedaan en de
directeur heeft gesteld noch aangetoond dat klager schriftelijk een verzoek heeft ingediend. Het beklag zal derhalve gegrond worden verklaard. De beroepscommissie gaat ervan uit dat de in rekening gebrachte kosten voor het herhalingsonderzoek a € 5,-
aan klager worden terugbetaald.
Zij acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en mr. M.M. van der Nat, leden, in tegenwoordigheid van
K. Dere, secretaris, op 18 maart 2013

secretaris voorzitter

Naar boven