Nummer: 13/174/GB
Betreft: [klager] datum: 7 maart 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. Mulder, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 10 januari 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot deelname aan een penitentiair programma (p.p.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 21 maart 2012 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klagers verzoek is afgewezen, omdat hij weigert mee te werken aan een traject in het kader van het programma Terugdringen Recidive (TR-traject). Dit is echter onjuist. Klager is tijdens zijn verblijf in de locatie Demersluis te Amsterdam gestart met
een
TR-traject. Klager heeft beklag ingediend tegen de beslissing tot beëindiging van zijn deelname aan het TR-traject. Het beklag is nog niet behandeld. Klager is van mening dat deze beslissing niet in stand kan blijven, omdat de enkele weigering om mee
te
doen aan een psychologisch onderzoek onvoldoende reden vormt voor een beëindiging van klagers deelname aan het TR-traject. Klager heeft na zijn overplaatsing naar de locatie Zuyder Bos opnieuw een verzoek tot deelname aan een TR-traject ingediend. Dit
verzoek is afgewezen, omdat zijn strafrestant te kort was voor deelname aan een TR-traject. Klager heeft derhalve niet geweigerd mee te werken aan een TR-traject. Bovendien is deelname aan een TR-traject niet als voorwaarde in de wettelijke regeling
opgenomen. Klager verzoekt, gelet op de einddatum van zijn detentie, om een snelle behandeling. Als deelname aan een p.p. niet meer mogelijk is, wenst klager een tegemoetkoming te ontvangen.
De selectiefunctionaris stelt dat er sprake is van een risico op ongewenste slachtofferconfrontatie. Uit de informatie van de politie blijkt de strafrechtelijke betrokkenheid van klager bij het schietincident echter niet. Klager wordt niet als
verdachte
genoemd. Hij is in deze zaak slechts in verzekering gesteld en daarna is hij heengezonden. Het oordeel van de selectiefunctionaris is derhalve onbegrijpelijk en onvoldoende gemotiveerd.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klagers deelname aan het TR-traject is op 27 augustus 2012 beëindigd, omdat hij weigerde mee te werken aan een psychologisch onderzoek. Een dergelijk onderzoek is echter noodzakelijk voor het opstellen van het re-integratieplan. Het niet meewerken aan
een TR-traject heeft als consequentie dat de detentiefasering niet verder gaat dan plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.), als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. De directeur van de
locatie Zuyder Bos heeft negatief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek.
Klager is betrokken geweest bij een schietpartij in Amsterdam West. Deze schietpartij heeft voor veel onrust gezorgd bij de inwoners van Amsterdam West. Klager staat ingeschreven op een adres in Amsterdam Noord, maar hij heeft aangegeven dat hij iedere
dag in Amsterdam West zal moeten zijn. Derhalve is de kans op maatschappelijke onrust en op ongewenste confrontatie met de slachtoffers aanwezig.
Klager heeft meerdere rapporten aangezegd gekregen vanwege werkweigering. Hieruit blijkt dat hij zich niet houdt aan de gemaakte afspraken en weinig inzet toont bij de uitvoering van taken. Dit vormt een contra-indicatie voor detentiefasering of
deelname aan een p.p.
De namens klager aangevoerde argumenten vormen onvoldoende aanleiding om de genomen beslissing te herzien.
4. De beoordeling
4.1. In artikel 4 van de Pbw en de artikelen 7 en 9 van de Penitentiaire maatregel (Pm) zijn de voorwaarden opgenomen waaraan het penitentiair programma en de gedetineerde moeten voldoen.
4.2. Uit de stukken blijkt dat klagers deelname aan het TR-traject is beëindigd. In de toelichting op de wijziging van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting en de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden in verband
met de terugplaatsing van gedetineerden die een TR-traject volgden (Stcr. 8 juli 2008, nr. 129, p. 8) is het volgende opgenomen. ‘Het niet meedoen aan een TR-traject heeft als consequentie dat de detentiefasering niet verder gaat dan een b.b.i. zonder
verlof.’ Gelet op het vorenstaande komt klager niet in aanmerking voor deelname aan een p.p. De beslissing van de selectiefunctionaris tot afwijzing van klagers verzoek is derhalve juist. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 7 maart 2013
secretaris voorzitter