Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0218/GV, 4 maart 2013, beroep
Uitspraakdatum:04-03-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/218/GV

betreft: [klager] datum: 4 maart 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 januari 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw mr. J. Serrarens, om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Verwezen wordt naar artikel 24.7 van de European Prison Rules en naar een afschrift van het bewijs dat klagers zus is overleden. Zowel het Openbaar Ministerie als de directeur van de locatie Esserheem te Veenhuizen heeft positief geadviseerd naar
aanleiding van klagers verzoek om afscheid te mogen nemen van zijn overleden zus. Het enige voorbehoud dat is gemaakt betreft de begeleiding naar Tongeren, de plaats waar klagers zus begraven zou worden. De gronden van de afwijzende beslissing zijn
onjuist. Klager heeft van een medewerker van Dienst Vervoer & en Ondersteuning (DV&O) vernomen dat DV&O wel incidenteel verlof over de grens begeleidt. Ook heeft klager contact gehad met een medewerker van de Centrale Autoriteit Internationale
Samenwerking in Strafzaken te Brussel (de Federale Overheidsdienst Justitie). Deze medewerker heeft klager meegedeeld dat de Belgische autoriteiten ertoe in staat en bereid zijn begeleiding van klager vanaf de Nederlandse grens naar Tongeren te
organiseren, mits het Ministerie van Justitie voor het vervoer vanaf de Belgische grens groen licht zou geven. Dit laatste is kennelijk niet gebeurd. Gezien het grote belang van klager bij het brengen van een afscheidsbezoek, had het Ministerie van
Justitie meer moeite moeten doen om het verlof te faciliteren. Klagers zus is inmiddels begraven, maar klager wenst nog steeds op korte termijn naar het graf te gaan voor een (afscheids-)bezoek.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verzoek is afgewezen omdat dit een begeleid incidenteel verlof naar Tongeren in België betrof. DV&O begeleidt alleen verloven in Nederland. DV&O kon met de Belgische autoriteiten geen begeleiding vanaf de Nederlandse grens naar Tongeren regelen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Esserheem heeft positief geadviseerd, met dien verstande dat er een bijzondere maatregel getroffen wordt (gebruik van een broekstok) en het verlof geregeld wordt in samenwerking met de Belgische autoriteiten.
De officier van justitie van het arrondissementsparket Maastricht heeft geen bezwaar tegen verlofverlening, mits het verlof onder begeleiding plaatsvindt.
De politie heeft zich onthouden van advies.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar en zestig dagen met aftrek, wegens – kort gezegd – moord en overtreding van de Wet wapens en munitie. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 6 maart 2014.

Volgens de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling), kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Klagers
zus is overleden op 19 januari 2013. Haar uitvaart vond plaats in Tongeren te België.

Artikel 5, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat het de gedetineerde niet is toegestaan om tijdens incidenteel verlof Nederland te verlaten. Voorts is bepaald dat de minister in bijzondere omstandigheden kan toestaan dat de gedetineerde aan wie
strafonderbreking is verleend in het buitenland verblijft. In de toelichting op dit artikel staat dat te denken valt aan gevallen waarin de levenspartner, een ouder of een kind van de gedetineerde overleden is.

Gezien het vooroverwogene zal de beroepscommissie het verzoek van klager aanmerken als een verzoek om strafonderbreking. Op grond van artikel 34 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de
persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Ingevolge artikel 36 juncto 24, eerste lid, van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor een bezoek in verband met het overlijden van een zuster van de
gedetineerde. Het tweede lid van artikel 24 bepaalt dat het bezoek kan bestaan uit het bijwonen van de uitvaart, een rouwbezoek dan wel een bezoek aan graf of columbarium. In de toelichting bij voornoemd artikel is vermeld dat hiermee wordt beoogd dat
de gedetineerde in staat wordt gesteld om bijzondere gebeurtenissen om redenen van humane aard bij te kunnen wonen.

De grond voor afwijzing van klagers verzoek hem in de gelegenheid te stellen de uitvaart bij te wonen is dat de uitvaart zou plaatsvinden in België en dat er geen begeleiding mogelijk was in België. Door en namens klager is uitdrukkelijk en gemotiveerd
weersproken dat er geen begeleiding mogelijk was in samenwerking met de Belgische autoriteiten. De beroepscommissie is van oordeel dat de Staatssecretaris met de enkele mededeling dat de dienst DV&O geen begeleiding voor klager vanaf de Nederlandse
grens naar Tongeren heeft kunnen regelen onvoldoende is ingegaan op de stellingen van klager in beroep. De beslissing van de Staatssecretaris is niet voldoende zorgvuldig genomen en het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard. De beroepscommissie
zal de bestreden beslissing vernietigen en de Staatssecretaris opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken. Zij ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij draagt de Staatssecretaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van de uitspraak van de beroepscommissie binnen een termijn van twee weken na
ontvangst van deze uitspraak. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. G.L.M. Urbanus, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 4 maart 2013

secretaris voorzitter

Naar boven