Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3675/GA, 13 maart 2013, beroep
Uitspraakdatum:13-03-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3675/GA

betreft: [klager] datum: 13 maart 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 15 november 2012 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 februari 2013, gehouden in de penitentiaire inrichting (p.i.) Hoogeveen, is klager gehoord. De directeur van p.i. Lelystad heeft bij brief van 11 februari 2013 laten weten verhinderd te zijn ter zitting te
verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een strafcel, wegens het vechten met een medegedetineerde op de arbeid;
b. het feit dat klager op 25 september 2012, tijdens zijn verblijf in de strafcel, niet heeft mogen luchten.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Tijdens de arbeid op 25 september 2012 was een medegedetineerde op de werkplek gaan zitten, waar klager normaliter zit. Klager heeft twee keer aan de
medegedetineerde gevraagd of hij ergens anders wilde gaan zitten. Uit het niets werd hij aangevallen door die medegedetineerde. Klager heeft een klap ontweken en heeft daarna de medegedetineerde vastgepakt, waarbij zij op de grond zijn gevallen. Klager
heeft net zolang vastgehouden tot hij zeker wist dat hij niet meer geslagen kon worden. Hij heeft aldus uit zelfverdediging gehandeld. Hij is gestraft, omdat hij niet snel genoeg heeft losgelaten. Het verslag dat door de werkmeester is opgemaakt heeft
klager pas een week voor de zitting van de beroepscommissie ontvangen. Klager heeft bij aankomst in de strafcel direct gezegd dat hij een scheurpak wilde dragen, omdat hij zich niet prettig voelt in speciale ‘isokleding’. Dit werd hem geweigerd en
klager heeft gedurende bijna vier uur naakt in de strafcel gezeten. Hij heeft die dag ook niet mogen luchten. Uiteindelijk heeft hij toch een scheurpak gekregen. Desgevraagd antwoordt klager dat het beroep vooral gaat over de hem opgelegde
disciplinaire
straf.

De directeur heeft gepersisteerd bij zijn standpunt zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie. De directeur benadrukt dat klager in de strafcel heeft geweigerd speciale kleding aan te trekken. Uiteindelijk is besloten klager, geheel tegen de
procedure in, toch van scheurkleding te voorzien. Scheurkleding wordt immers alleen verstrekt indien er sprake is van gevaar voor de veiligheid van de gedetineerde.

3. De beoordeling
Uit klagers beroepschriften en hetgeen hij ter zitting heeft aangevoerd maakt de beroepscommissie op dat klager geen beroep heeft ingesteld tegen de beslissing van de beklagcommissie tot ongegrondverklaring van de klacht betreffende het feit dat klager
gedurende bijna vier uur zonder kleding in de strafcel heeft verbleven.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. De beroepscommissie acht het, gelet op hetgeen klager ter zitting naar voren heeft gebracht en gezien het feit dat het schriftelijk verslag niet in beklag en
beroep door de directeur is overgelegd, onvoldoende aannemelijk dat het verslag, dat is opgemaakt naar aanleiding van het voorval op 25 september 2012, aan klager is aangezegd, zoals is bepaald in artikel 50, eerste lid, van de Pbw. Voorts blijkt uit
de
schriftelijke mededeling van de disciplinaire straf dat die mededeling niet onverwijld – ‘onverwijld’ betekent in beginsel binnen 24 uur – is uitgereikt als bedoeld in artikel 58, eerste lid, in samenhang met artikel 57, eerste lid, van de Pbw, nu de
mededeling eerst ruim 34 uur na insluiting aan klager is uitgereikt. Bij de oplegging van de disciplinaire straf zijn de wettelijke voorschriften van de Pbw aldus niet in acht genomen. Om deze reden zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren.
De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming. Nu het beklag op formele gronden gegrond is
verklaard, terwijl er naar het oordeel van de beroepcommissie, gelet op de inhoud van het verslag, voldoende aanleiding bestond voor het opleggen van de bestreden disciplinaire straf zal de beroepscommissie een lagere tegemoetkoming toe kennen dan in
het geval de disciplinaire straf ten onrechte zou zijn opgelegd. De beroepscommissie zal aan klager een tegemoetkoming toekennen van € 10,=.

Ten aanzien van het beklag als vermeld onder b. overweegt de beroepscommissie het volgende. De beroepscommissie neemt als vaststaand aan dat klager op 25 september 2012 niet heeft gelucht. Het recht op verblijf in de buitenlucht, als bedoeld in artikel
49, eerste lid, van de Pbw is een fundamenteel recht voor de gedetineerden en kan slechts in (zeer) uitzonderlijke omstandigheden worden beperkt. De weigering van klager om in de strafcel speciale kleding aan te trekken is naar het oordeel van de
beroepscommissie geen uitzonderlijke omstandigheid op grond waarvan het recht om te luchten kan worden beperkt. Ingevolge artikel 49, derde lid, van de Pbw draagt de directeur zorg dat de gedetineerde in de gelegenheid wordt gesteld dagelijks ten
minste
een uur in de buitenlucht te verblijven. Anders dan de directeur in zijn verweerschrift van 8 november 2012 heeft aangevoerd, blijkt naar het oordeel van de beroepscommissie uit het overgelegde verslag, dat is opgemaakt van klagers verblijf in de
strafcel, niet dat klager op 25 september 2012 heeft geweigerd gebruik te maken van de hem geboden mogelijkheid te luchten. De beroepscommissie begrijpt dat aan klager omstreeks 12.00 uur toch scheurkleding is verstrekt. Niet gebleken is waarom klager
daarna niet alsnog in de gelegenheid is gesteld te luchten. Gelet op het vorenstaande zal de beroepscommissie het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren. De beroepscommissie zal
aan klager een tegemoetkoming toekennen van € 5,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie voor zover daartegen beroep is ingesteld en verklaart het beklag als vermeld onder a. en b. alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming van in
totaal € 15,= toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, drs. R.K. Boelens en mr. G.M. Mohanlal, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 13 maart 2013

secretaris voorzitter

Naar boven