Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3735/GB, 14 maart 2013, beroep
Uitspraakdatum:14-03-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/3735/GB

Betreft: [klager] datum: 14 maart 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Verschuren, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 22 november 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 10 januari 2012 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager komt vanaf 12 september 2012 in aanmerking voor plaatsing in een b.b.i. Klager heeft nauwelijks justitiële documentatie. Zijn documentatie behelst de zaak waarvoor hij thans in detentie verblijft, twee geldboetes en een taakstraf als
transactievoorwaarde. Van geweldsdelicten is geen sprake. Dit geeft weer in hoeverre er sprake is van recidivegevaar. Zijn documentatie geeft geen aanleiding om recidivegevaar te veronderstellen. Het starten met een COVA-training kan ook wanneer klager
in een b.b.i. verblijft. Het hebben van verlof is één van de essentiële voorwaarden voor een uiteindelijke terugkeer in de samenleving. Klager gedraagt zich goed in de inrichting. Hij heeft nimmer een positieve urinecontrole gehad en heeft ook
gedurende
zijn huidige verblijf in de inrichting nimmer een disciplinaire straf gekregen. Verder heeft hij twee diploma’s behaald, namelijk de cursus “Kies voor verandering” en de cursus “Werk en inkomen”. Beide cursussen zien op terugkeer in de samenleving. Dit
laat klagers motivatie zien om daadwerkelijk terug te keren.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd. Gezien het feit waarvoor klager is veroordeeld, is het nu nog te vroeg om klager te plaatsen in een regime met vrijheden. Er is nog geen re-integratieplan opgemaakt en er valt nog weinig te
zeggen
over het recidiverisico. Er is thans onvoldoende vertrouwen om klager in een b.b.i. te plaatsen.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De bestreden beslissing is met name gebaseerd op het negatieve advies van het OM, waarin wordt verwezen naar de ernst van het delict. Daarbij is er ook een negatief advies van de inrichting. Daarin kan klagers recidiverisico nog niet ingeschat
worden. In het reclasseringsadvies van 26 november 2012, dat in het verzoekschrift is genoemd, wordt het recidiverisico als hoog gemiddeld ingeschat. Hetgeen klager naar voren heeft gebracht vindt voorts onvoldoende steun in dit advies en kan dan ook
niet tot een andere beoordeling leiden. De beslissing van de selectiefunctionaris tot afwijzing van klagers verzoek tot overplaatsing naar een b.b.i. kan derhalve niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal daarom ongegrond
worden
verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. Vis-van Alff, secretaris, op 14 maart 2013

secretaris voorzitter

Naar boven