Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0927/GV, 24 juni 2002, beroep
Uitspraakdatum:24-06-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/927/GV

betreft: [klager] datum: 24 juni 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 6 mei 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.H.W.Spoelstra, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 23 april 2002 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit is als volgt toegelicht. Klager heeft strafonderbreking verzocht om een bezoek te kunnen brengen aan zijnvader, die aan borstkanker lijdt. Een medische verklaring zal zo mogelijk worden nagestuurd. De Minister is te snel voorbij gegaan aan het feit dat klager tijdens zijn detentie reeds twee keer een goed verlopen periode buiten deinrichting heeft verbleven. In een toelichting d.d. 31 mei 2002 op het beroepschrift wordt voorts aangevoerd dat klager onlangs – van 17 tot 19 mei 2002 – een algemeen verlof heeft genoten. Ook dit verlof is goed verlopen. Deperiode van strafonderbreking die klager voor ogen staat, behelst een langere periode dan de duur van een algemeen verlof (maximaal 60 uur). Al met al doorslaggevende argumenten om de beoogde strafonderbreking alsnog toe te staan.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
In het kader van incidenteel verlof heeft klager inmiddels twee keer onder begeleiding zijn vader bezocht. Het verzoek om strafonderbreking is wellicht ingegeven door de wens zijn vader nu eens onbegeleid te kunnen bezoeken.
Klager komt in beginsel reeds geruime tijd in aanmerking voor algemeen verlof. Dat daar tot voor kort geen invulling aan gegeven kon worden, vloeit voort uit klagers negatieve detentieverloop. Datzelfde detentieverloop heeft ookplaatsing in een meer open setting, met de bijbehorende regimaire verloven, in de weg gestaan.
Van strafonderbreking kan eerst sprake zijn indien niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Klager had het echter aan zichzelf te wijten dat hij tot het moment van de indiening van zijn verzoek om strafonderbrekinggeen gebruik heeft kunnen maken van andere vormen van (onbegeleid) verlof.
De Minister geeft aan dat er nog meer contra-indicaties zijn. Sinds 1994 komt klager met justitie in aanraking, hetgeen geschiedde in de vorm van het plegen van steeds ernstiger delicten. Klager recidiveerde zelfs in een proeftijden werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar.
De Minister maakt tenslotte melding van het feit dat klager inmiddels een algemeen verlof is toegestaan.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis te Zoetermeer heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verzoek om strafonderbreking. Tegen een tweede begeleid verzoek bestaat geen bezwaar. Dit bezoek heeft inmiddels plaatsgevonden.
Het openbaar ministerie heeft geen bezwaar tegen de verzochte strafonderbreking.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek, wegens diefstal met geweldpleging en afpersing. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 12 november 2002. Aansluitend dient hij eventueel eensubsidiaire hechtenis van 26 dagen en 6 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften te ondergaan.

Artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI) bepaalt dat strafonderbreking kan worden verleend wegens zodanige bijzondere omstandigheden dat niet kan worden volstaan meteen andere vorm van verlof.
Op grond van artikel 36 juncto artikel 23 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend voor een bezoek aan onder meer een in levensgevaar of ernstige psychische nood verkerende ouder.

De beroepscommissie is van oordeel dat door en namens klager onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat de hiervoor bedoelde bijzondere omstandigheden zich voordoen. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet enkan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Zij neemt hierbij nog in aanmerking dat klager inmiddels twee keer in de gelegenheid is gesteld zijn vader onderbegeleiding te bezoeken en sinds kort voor algemeen verlof in aanmerking komt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 24 juni 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven