nummer: 12/3824/GA en 12/3787/GA
betreft: [ ] datum: 25 februari 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
de directeur van de locatie Hoogvliet,
gericht tegen twee uitspraken van 26 november 2012 van de beklagcommissie bij de locatie Hoogvliet, gegeven op klachten van [ ], verder te noemen klagers,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 1 februari 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord [ ], bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J. Serrarens, de raadsman van [ ], [...], en[...] en [...]
respectievelijk projectleider en plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie Hoogvliet.
Hoewel voor het vervoer van [ ] naar de zitting was zorg gedragen, heeft hij daarvan geen gebruikgemaakt.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het aanbieden van zestien uur arbeid per week in plaats van twintig uur.
De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van de directeur en klager
Door en namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In de inrichting wordt aan de gedetineerden structureel zestien uur arbeid per week aangeboden. Dat is voor de inrichting overigens ook de ondergrens. Daarbij is ook gekeken naar de zogenaamde wachtgeldregeling, die gebaseerd op tachtig procent van het
uurloon, vermenigvuldigd met twintig. Als je dat doorrekent, kom je op zestien uur arbeidsloon uit. De minister heeft het aantal aan te bieden uren arbeid niet expliciet teruggebracht in een regeling. De werkzalen zijn gedurende vijf dagen per week
twintig uren open. De directeur gaat er vooralsnog vanuit dat de locatie Hoogvliet voorloper is in het terugbrengen van het aantal aan te bieden uren arbeid. De openstelling van de arbeidszalen blijft twintig uur per week. Als vervolgens alle
gedetineerden die in aanmerking komen voor arbeid twintig uur per week moet worden aangeboden, komt de bedrijfsvoering in de knel. Op verzoek van de inrichting is een en ander bij het hoofdkantoor uitgezocht en daaruit kwam naar voren dat er niet
twintig uur arbeid aan een gedetineerde behoeft te worden aangeboden, maar dat de arbeidszaak twintig uur per week in bedrijf dient te zijn. Door de gedetineerden slechts zestien uur in plaats van twintig aan te bieden, komt de inrichting uit met de
voor de arbeid beschikbare middelen. De verwachting is dat er naar aanleiding van deze beroepszaken een landelijke regeling met betrekking tot de arbeid zal komen.
Door en namens [ ] is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is van mening dat de beklagcommissie een juiste uitspraak heeft gedaan. In de artikelen 2 en 5 van de Regeling arbeidsloon gedetineerden (hierna: de Regeling) kan worden gelezen dat twintig uur arbeid per week uitgangspunt is. Als vervolgens
zestien uur aangeboden wordt, wordt aan het bepaalde in de regeling niet voldaan. Belangrijk punt is dat het eerder geldende wettelijk minimumloon door deze manier van uitvoering een maximumloon is geworden. Iemand die vervolgens niet de zestien uur
per
week kan werken, zou dan onder dat bodembedrag komen. Volgens klager is het niet juist dat iemand die wel arbeid verricht minder verdient dan iemand die arbeidsongeschikt is. Uit de toelichting op artikel 47 van de Pbw en de toelichting op de Regeling
kan worden opgemaakt dat twintig uur arbeid per week uitgangspunt is. Dat is ook steeds de landelijke praktijk geweest. Volgens klager is het bepaalde in artikel 47 van de Pbw duidelijk. Er dient zoveel arbeid aangeboden te worden als buiten
gebruikelijk is. Ook de hoogte van het basisuurloon is gebaseerd op twintig uur arbeid. Op deze manier hebben de arbeidsongeschikte gedetineerden eigenlijk een loonsverhoging gekregen terwijl de werkenden er op achteruit zijn gegaan. Indien de minister
het aantal uren arbeid wil terugbrengen, zou dat volgens klager wettelijk geregeld moeten worden.
Namens [ ] is nog het volgende naar voren gebracht.
De directeur gaat, zo lijkt het, uit van mogelijkheden en onmogelijkheden in het kader van het beleid. Klager kan zich vinden in de uitspraak van de beklagcommissie. Het beleid dient uitgangspunt te zijn. Als dan wordt aangegeven dat het aanbieden van
twintig uur arbeid per week wenselijk is, moet de inrichting zich daar ook aan houden.
Het argument dat de directeur eerder naar voren heeft gebracht te weten dat de vrijkomende vier uur worden gebruikt om deelname aan het programma TRA (terugkeer activiteiten) mogelijk te maken gaat alleen al niet op, omdat die activiteiten veelal
helemaal niet plaatsvinden.
3. De beoordeling
In de locatie Hoogvliet wordt sinds maart 2012 aan de daar verblijvende gedetineerden zestien uur arbeid aangeboden in plaats van de eerder gebruikelijke twintig uur. Daarmee wijkt de inrichting,voor zover bekend, af van andere penitentiaire
inrichtingen omdat daar aan gedetineerden tenminste twintig uur arbeid per week wordt aangeboden. De vraag is nu of de reductie van de arbeid tot 16 uren per week in strijd is met de wettelijke voorschriften of bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen onredelijk of onbillijk is.
De reductie van de arbeidsduur is door de directeur niet in verband gebracht met de mogelijkheden tot acquisitie van arbeid.
Het in aanmerking te nemen wettelijk kader is als volgt. Artikel 47 van de Pbw kent weliswaar het uitgangspunt dat een gedetineerde recht heeft op deelname aan arbeid, maar er wordt geen minimum genoemd van het aantal uren arbeid dat aan de
gedetineerden moet worden aangeboden. Voorts is nog bepaald dat de arbeidstijd in de huisregels wordt vastgesteld binnen de grenzen van hetgeen buiten de inrichting gebruikelijk is. Een wijziging van de in (onderdeel 3.2. van) de huisregels
vastgestelde
arbeidstijd is door de directeur niet overgelegd en de beroepscommissie gaat er dan ook vanuit dat de huisregels voor wat betreft de arbeidstijd niet gewijzigd zijn.
Met juistheid heeft de beklagcommissie in de beoordeling onder punt 3.4 het volgende overwogen: “Op 1 januari 1999 is in werking getreden de Regeling arbeidsloon gedetineerden (hierna: de Regeling). Artikel 2, eerste lid, van de Regeling bepaalt dat de
gedetineerde voor verrichte arbeid aan arbeidsloon of, in de gevallen, bedoeld in artikel 5, aan loonvervangende financiële tegemoetkomingen gezamenlijk, minimaal 80% van het basisuurloon ontvangt vermenigvuldigd met twintig. In de toelichting op dit
artikel (Stcr. 1998, nr. 248, pag. 22) staat vermeld dat de hoogte van het basisuurloon is ingegeven door de hoogte van het arbeidsloon bij een werkweek van gemiddeld twintig uren zoals in het merendeel van de penitentiaire inrichtingen gebruikelijk
wordt aangehouden. In het algemeen deel van de toelichting staat vermeld dat een mogelijke achteruitgang in de positie van gedetineerden is voorkomen, doordat is voorzien in een gegarandeerd minimum weekloon van 80% van 20 maal het basisuurloon.
Hoewel uit artikel 2 of andere bepalingen van de Regeling niet expliciet kan worden afgeleid dat binnen een inrichting minimaal 20 uren aan arbeid moet worden aangeboden, volgt uit de toelichting op de Regeling zoals hierboven weergegeven, dat ten
tijde
van de inwerkingtreding van de Regeling, een arbeidsaanbod van minimaal twintig uur als uitgangspunt werd genomen.”
Anders dan de directeur meent kan uit de Regeling en de daarbij behorende toelichting niet worden afgeleid dat daarin wordt uitgegaan van een arbeidsduur van 16 uren per week, maar veeleer kan eruit worden afgeleid dat een arbeidsduur van minimaal
twintig uur als uitgangspunt is genomen. Dit uitgangspunt is door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie verwoord in zijn brief van 16 april 2012 aan de Tweede Kamer, waarin hij stelt dat gedetineerden thans gemiddeld twintig uur werken.
In de Pbw neemt arbeid een belangrijke plaats in bij de tot het dagprogramma behorende activiteiten. In de MvT bij de Pbw (TK 1994-1995, 24 263, nr. 3, p. 64 e.v.) wordt arbeid weliswaar gezien als een beperking van de beschikking- en
handelingsvrijheid
van de gedetineerde, maar die beperking wordt geoorloofd geacht in verband met de voorbereiding op de terugkeer in de samenleving. Voorts wordt nog het belang van arbeid als bindend en vormend element onderstreept. Bij die benadering past een
arbeidsduur die gelijk is aan twee volledige werkdagen per week niet.
Het aanbieden van minder dan twintig uur arbeid per week aan de aan de arbeid deelnemende gedetineerden is gelet op het voorgaande bij afweging van alle in aanmerkingen komende belangen onredelijk en onbillijk. Het beroep van de directeur zal daarom
ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal worden bevestigd.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, J.M.L. Pattijn en dr. W.J. Schudel, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 25 februari 2013
secretaris voorzitter