Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3958/GA, 26 februari 2013, beroep
Uitspraakdatum:26-02-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3958/GA

betreft: [klager] datum: 26 februari 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. F. van Baarlen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 november 2012 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, locatie Demersluis,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 11 februari 2013, gehouden in de locatie De Schie te Rotterdam is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. F. van Baarlen, gehoord. De directeur van het huis van bewaring van de p.i. Amsterdam Over-Amstel is,
hoewel hij daartoe behoorlijk is opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de beëindiging van klagers deelname aan een traject in het kader van Terugdringen Recidive (TR) en
b. de afwijzing van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt - zakelijk weergegeven - toegelicht. Klagers TR-traject is ten onrechte beëindigd en tevens heeft de directeur zijn verlofaanvraag ten onrechte afgewezen.
Volgens klager is van een onwelwillende of agressieve houding bij hem geen sprake. Dit berust op een misverstand. Het gesprek met de reclasseringsmedewerker ten behoeve van het TR-advies verliep volgens klager stroef, maar hij wilde niet dat het
gesprek
werd beëindigd. Dit was niet zijn bedoeling. Hij heeft getracht opnieuw in gesprek te treden met de reclassering. Aan hem is toen verteld dat deelname aan een TR-traject niet mogelijk is, omdat hij hoger beroep heeft ingesteld en het delict ontkent.
Dit
is volgens klager niet juist, want deelname aan een TR-traject is wel mogelijk ook al is hoger beroep ingesteld. Ook is aan klager verteld dat zijn strafrestant in de weg zou staan aan deelname aan een TR-traject, maar dit klopt ook niet. Zijn
strafrestant bedroeg destijds nog tien maanden.
De verlofaanvraag is afgewezen in verband met een negatief advies van de advocaat-generaal. De advocaat-generaal gaf op 12 juni 2012 aan dat er gevaar bestaat voor verstoring van de openbare orde. Deze vrees was gebaseerd op gevaar voor een
confrontatie
met het slachtoffer. Op 27 juni 2012 heeft de advocaat-generaal een herzien - negatief - advies gegeven waarbij het gevaar voor slachtofferconfrontatie is komen te vervallen. Volgens klager bestaat er derhalve ook geen gevaar meer voor verstoring van
de
openbare orde. Subsidiair voert klager aan dat dit gevaar onvoldoende wordt onderbouwd. De einddatum van klagers detentie nadert en hij is nog nooit met verlof geweest.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag onder a. is de beroepscommissie van oordeel dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het is onvoldoende aannemelijk geworden dat wat in het formulier
“Beëindiging deelname programma Terugdringen Recidive” van 27 juni 2012 staat niet juist is. Uit dit formulier volgt - onder meer - dat klager zich tijdens het gesprek met de reclasseringsmedewerker niet coöperatief heeft opgesteld en heeft aangegeven
niet bereid te zijn mee te werken aan een eventuele behandeling en dat verder praten geen zin heeft. Hierbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat klager in januari 2012 in eerste instantie ook heeft geweigerd mee te werken aan een
reclasseringsadvies in zijn strafzaak, terwijl de rapporterend psycholoog ook niet tot een advies heeft kunnen komen. De beslissing het TR-traject te beëindigen kan op grond van het vorenstaande niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het
beroep ten aanzien van het beklag onder a. zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden bevestigd.

Ten aanzien van het beklag onder b. overweegt de beroepscommissie als volgt.
De directeur heeft klagers verzoek om algemeen verlof afgewezen, omdat er volgens de directeur sprake is van gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten alsmede een risico voor ongestoord verlof als gevolg
van
de gestoorde of agressieve persoonlijkheid van de gedetineerde. De directeur geeft aan dat hij in zijn beslissing het negatieve advies van de advocaat-generaal heeft meegewogen.
In het herziene negatieve advies van 27 juni 2012 wordt door de advocaat-generaal aangegeven dat gevaar bestaat voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten. De vrees voor slachtofferconfrontatie is echter komen te
vervallen en ook het opgegeven verlofadres is aanvaardbaar geworden. Er bestaat volgens de advocaat-generaal toch gevaar voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten, omdat klager reeds eerder, en ook nog vrij recent, voor geweldsdelicten is
veroordeeld.
De beroepscommissie stelt voorop dat bij de beoordeling van verzoeken om algemeen verlof een belangenafweging dient te worden gemaakt tussen het individuele belang van de aanvrager bij dat verlof en de algemene belangen van (onder meer) orde, rust en
veiligheid in de samenleving. Nu de einddatum van klagers detentie nadert, dient het belang van klager bij een verlof in verband met zijn voorbereiding op een terugkeer in de maatschappij steeds zwaarder te wegen. Naar het oordeel van de
beroepscommissie is in dit geval niet gebleken dat bij de beslissing op klagers verzoek om verlof sprake is geweest van een zorgvuldige afweging van belangen. Het advies van de advocaat-generaal is in algemene termen gesteld en onvoldoende
gespecificeerd en onderbouwd, terwijl de enige recente (nog niet onherroepelijke) veroordeling betrekking heeft op een eenvoudige mishandeling waarvoor in eerste aanleg in 2011 een geldboete is opgelegd. Andere gronden dan in genoemd advies vermeld,
heeft de directeur kennelijk niet aan zijn beslissing ten grondslag gelegd. Gelet op het voorgaande dient de beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk te worden aangemerkt. Het beroep
ten aanzien van het beklag onder b. zal dan ook gegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie zal in zoverre worden vernietigd. Het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard en aan klager zal een tegemoetkoming worden toegekend van €
50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van het beklag onder a. ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij verklaart het beroep ten aanzien van het beklag onder b. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie in zoverre en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, dr. M. Kooyman en mr. C.J.G. Bleichrodt, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 26 februari 2013

secretaris voorzitter

Naar boven