Nummer: 12/3726/GB
Betreft: [klager] datum: 26 februari 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. N.F. Hoogervorst, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 19 november 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting zonder regimesgebonden verlof afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 15 april 2011 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie Zuid van de penitentiaire inrichtingen Arnhem Zuid.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is niet bekend met een beslissing van de Reclassering, noch de inhoud daarvan.
Er wordt gesproken van recidiverisico. Dit zou gebaseerd zijn op een verslaving bij klager, waar echter geen sprake van is. Klager heeft dit tijdens zijn strafzaak aangevoerd om onder een ontnemingmaatregel uit te komen. Van verslaving is echter geen
sprake. Daarbij komt dat klager bereid is aan alles mee te werken.
Het verlofadres is het adres van klagers moeder. De vermeende maatschappelijke onrust die zou kunnen ontstaan is enkel gebaseerd op het feit dat er in die woning een keer een doorzoeking heeft plaatsgehad.
Van een vestigingsadres na detentie in Wageningen is geen sprake, klager wil dan bij zijn moeder in Arnhem verblijven.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager legt tegenstrijdige verklaringen af omtrent zijn verslavingsproblematiek. Omdat sprake is van een verslavingsprobleem en klager mede daardoor hoog scoort op het recidiverisico, is opname in een behandelkliniek geïndiceerd. Omdat klager zelf
aangeeft geen verslavingsprobleem te hebben is het niet mogelijk hem naar een kliniek te sturen.
Klagers drie eerder gedane verlofaanvragen zijn alle drie afgewezen.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij wordt verwezen naar de
inrichtingsrapportage waaruit blijkt dat klager bij zijn uitspraak opgelegd heeft gekregen dat hij een klinische behandeling dient te ondergaan vanwege zijn verslaving, waaraan hij niet mee wil werken.Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mw. mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 26 februari 2013
secretaris voorzitter