Nummer: 13/111/GB
Betreft: [klager] datum: 20 februari 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J. Visser, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 2 januari 2013 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de afwijzing van het verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager was sedert 5 januari 2012 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring van de locatie De Boschpoort Breda. Op 10 oktober 2012 is hij geplaatst in de gevangenis van de p.i. Almere, waar een regime van algehele gemeenschap geldt. Op 3
januari
2013 is klagers detentie geëindigd.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) of b.b.i. afgewezen en hij stelt dat een nadere motivering niet noodzakelijk is, omdat klager op de hoogte is gesteld van het
inrichtingsadvies. Klager is inmiddels in vrijheid gesteld. Zijn verzoek tot overplaatsing naar een z.b.b.i. of b.b.i. is nimmer volledig beoordeeld. Klager verzoekt om een tegemoetkoming.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De inrichting heeft positief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek. Klagers gedrag is echter wel een punt van aandacht. De directeur van de p.i. Almere heeft ten onrechte gesteld dat klagers gedrag in detentie geen contra-indicatie vormt voor
plaatsing in een b.b.i. Hoewel klager kennelijk goed met vrijheden kan omgaan, is de opvatting van de selectiefunctionaris dat klagers gedrag voor problemen zal zorgen in een meer open setting. In een b.b.i. is er minder toezicht van het personeel en
wordt er een grotere mate van zelfstandigheid gevraagd van de gedetineerden. Nu klager meerdere malen een rapport aangezegd heeft gekregen, acht de selectiefunctionaris hem ongeschikt voor een verblijf in een meer open setting.
4. De beoordeling
4.1. Nu klager inmiddels in vrijheid is gesteld, is het belang aan zijn beroep komen te ontvallen. In beginsel zou dit een aanleiding kunnen zijn om klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn beroep. Nu in beroep evenwel uitdrukkelijk is verzocht
om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen, zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.
4.2. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.3. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.4. Op 26 november 2012 is klagers verzoek tot overplaatsing naar een b.b.i. afgewezen. Hoewel klager voldeed aan de objectieve voorwaarden voor plaatsing in een b.b.i., meende de selectiefunctionaris dat klagers gedrag in detentie een
contra-indicatie vormde voor plaatsing in een b.b.i. De selectiefunctionaris verwijst in de bestreden beslissing en in beroep naar de verscheidene rapporten die klager aangezegd heeft gekregen. Uit het selectieadvies van 16 november 2012 blijkt dat
klager in de vier maanden voorafgaand aan de negatieve selectiebeslissing eenmaal disciplinair is gestraft vanwege het uitschelden van een medewerker van de maatschappelijke dienstverlening. De overige disciplinaire straffen zijn eerder aan klager
opgelegd. De directeur van de p.i. Almere meent echter dat klagers gedrag geen contra-indicatie vormt voor plaatsing in een b.b.i. en zij adviseert positief ten aanzien van klagers verzoek. De advocaat-generaal (A-G) adviseert eveneens positief ten
aanzien van klagers verzoek en de politie heeft het door klager opgegeven verlofadres goedgekeurd. Uit het selectieadvies blijkt bovendien dat klager tweemaal is teruggekeerd van een schorsing en dat zijn verzoek om algemeen verlof voor de periode van
23 tot en met 25 november 2012 is goedgekeurd.
4.5. Nu uit de beslissing op bezwaar of de toelichting in beroep niet blijkt dat klager recentelijk een rapport aangezegd heeft gekregen, de directeur van de p.i. Almere, de A-G en de politie positief hebben geadviseerd ten aanzien van klagers
verzoek en klager met goed resultaat bewegingsvrijheid buiten de inrichting heeft genoten, is de beroepscommissie van oordeel dat klagers gedrag in detentie onvoldoende grond vormde voor een afwijzing van het verzoek om overplaatsing naar een b.b.i. De
op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris moet derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal gegrond worden verklaard. Nu klager
inmiddels in vrijheid is gesteld, volstaat de beroepscommissie met een vernietiging van de bestreden beslissing. Klager heeft voor een periode van een maand ten onrechte niet in een b.b.i. verbleven. Dit rechtvaardigt een tegemoetkoming ten bedrage van
€ 75,=
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager een tegemoetkoming toe ten bedrage van €75,=
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 20 februari 2013
secretaris voorzitter