Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3332/GB, 19 februari 2013, beroep
Uitspraakdatum:19-02-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/3332/GB

Betreft: [klager] datum: 19 februari 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 oktober 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

De beroepscommissie heeft voorts kennisgenomen van de nader opgevraagde informatie bij het bureau selectie en detentiebegeleiding van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Westlinge te Heerhugowaard afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 25 juli 2011 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de p.i. Krimpen aan den IJssel.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft op 17 augustus 2012 een positieve urinecontrole gehad. Hierna heeft klager geen positieve urinecontrole meer gehad. Uit het selectieadvies blijkt dat klagers gedrag in detentie als positief wordt ervaren, hetgeen de waarde die moet worden
toegekend aan de aan klager opgelegde disciplinaire straf doet afnemen. Het negatieve advies van het Openbaar Ministerie (OM) is niet feitelijk onderbouwd en het is niet toegespitst op klager. Met betrekking tot het niet in bezit hebben van een geldig
legitimatiebewijs merkt klager op dat de selectiefunctionaris hem wel had kunnen selecteren voor een b.b.i. als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. De afdeling Terugdringen Recidive (TR) heeft
positief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek tot plaatsing in een b.b.i., omdat klager dan de geïndiceerde interventies zal kunnen volgen.

Klager merkt op dat hetgeen in het selectieadvies onder het kopje ‘TR’ is geschreven geen informatie over klager betreft, maar over een medegedetineerde met dezelfde achternaam als klager. Met klager is nooit gesproken over een opname in een
verslavingskliniek.
Klager heeft inmiddels een geldig legitimatiebewijs ingevoerd in de inrichting.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager heeft geen geldig legitimatiebewijs en in augustus 2012 heeft hij een positieve urinecontrole gehad. Beide omstandigheden vormen een contra-indicatie voor plaatsing in een inrichting met meer vrijheden. Het OM heeft negatief geadviseerd ten
aanzien van klagers verzoek om overplaatsing vanwege de ernst van het door klager gepleegde delict, de positie van de slachtoffers, de vrees voor herhaling en de maatschappelijke onrust.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Het beroep van klager richt zich tegen de afwijzing van klagers verzoek tot overplaatsing naar de b.b.i. van de locatie Westlinge. Uit de stukken blijkt dat klagers legitimatiebewijs ten tijde van het nemen van deze beslissing niet aanwezig was
in de p.i. Krimpen aan den IJssel, hetgeen, gelet op de identificatieplicht, in de weg staat aan een plaatsing in een b.b.i. De beroepscommissie is derhalve van oordeel dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen beslissen tot een
afwijzing
van klagers verzoek. Bovendien blijkt uit het selectieadvies van 9 oktober 2012 dat klager zowel in de p.i. Hoogvliet als in de p.i. Krimpen aan den IJssel meerdere malen disciplinair is gestraft. Klager is in augustus 2012 disciplinair gestraft wegens
een positieve urinecontrole en in september 2012 is hij disciplinair gestraft wegens werkweigering en wegens het niet opvolgen van opdrachten van het personeel. Klager kwam derhalve gedragsmatig ook niet in aanmerking voor plaatsing in een b.b.i.
Uit de thans bij de beroepscommissie bekende informatie is gebleken dat klagers legitimatiebewijs inmiddels aanwezig is in de p.i. Krimpen aan den IJssel, zodat het ontbreken van een geldig legitimatiebewijs niet langer kan worden aangevoerd als grond
voor afwijzing van klagers verzoek. Uit de bij het b.s.d. van de p.i. Krimpen aan den IJssel opgevraagde informatie blijkt echter dat klager in de periode nadat de bestreden beslissing is genomen wederom meerdere malen disciplinair is gestraft. De
beroepscommissie is derhalve van oordeel dat klagers gedrag in detentie thans nog steeds een contra-indicatie vormt voor plaatsing in een b.b.i. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande
uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in
tegenwoordigheid van L.A.M. Karels, secretaris, op 19 februari 2013

secretaris voorzitter

Naar boven