nummer: 12/2694/GA
betreft: [klager] datum: 4 februari 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 21 augustus 2012 van de beklagcommissie bij de locatie De Schie te Rotterdam, voor zover daartegen beroep is ingesteld,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 3 december 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. O.J. Much, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de
locatie De Schie.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag (met beklagnummer S 2012-326) betreft:
a. de beslissing van de directeur van 18 april 2012 inhoudende dat de aan klager opgelegde toezichtmaatregelen in verband met zijn plaatsing op de lijst van gedetineerden met een vlucht- en maatschappelijk risico (GVM-lijst) blijven gehandhaafd;
b. het feit dat klager niet maandelijks wordt gehoord door de directeur omtrent de verlenging van de toezichtmaatregelen;
c. het feit dat klager niet maandelijks een schriftelijke mededeling krijgt uitgereikt, waarin staat dat de toezichtmaatregelen worden verlengd.
De beklagcommissie heeft het beklag als vermeld onder a. en b. ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. De beklagcommissie heeft geen beslissing gegeven op het beklag als vermeld onder c.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Desgevraagd antwoordt klager dat de klacht is gericht tegen de mededeling van de directeur van 18 april 2012 dat de maatregelen blijven
gehandhaafd. Op 17 november 2011 heeft de directeur beslist om aan klager voor een periode van zes maanden toezichtmaatregelen op te leggen. De directeur dient maandelijks een belangenafweging te maken over de noodzaak van die maatregelen. Om die reden
dient de directeur klager maandelijks te horen. Dit is niet gebeurd. De directeur heeft alleen op 17 februari 2012 en 18 april 2012 mondeling aan klager meegedeeld dat de maatregelen blijven gehandhaafd. Een schriftelijke mededeling heeft hij nooit
ontvangen. Onvoldoende is gebleken dat de directeur een belangenafweging heeft gemaakt omtrent de voortduring van de noodzaak van de maatregelen. De enkele verwijzing naar klagers plaats op de GVM-lijst is onvoldoende voor het opleggen van
toezichtmaatregelen. Klager heeft nooit zelf contact gezocht met de media. Klager krijgt steeds aandacht van de media, omdat Justitie contact zoekt met de media. Bovendien is klager nooit ervoor gewaarschuwd dat hij geen contact mag zoeken met een
gedetineerde op de Terroristen Afdeling. Er worden steeds omstandigheden gezocht om de oplegging van de maatregelen te kunnen rechtvaardigen. De beslissing van de directeur is disproportioneel.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur verwijst naar zijn standpunt zoals hij dat heeft toegelicht tijdens de zitting van de beklagcommissie. De beslissing tot verlenging
van
de toezichtmaatregelen in verband met klagers plaatsing op de GVM-lijst is zorgvuldig tot stand gekomen. Een gedetineerde die het risicoprofiel ‘hoog’ heeft, blijft dit profiel in principe voor minstens een jaar houden. Echter, door toedoen van de
inrichting is klagers profiel na anderhalve maand verlaagd naar ‘verhoogd’. De directeur toetst de noodzaak van de maatregelen maandelijks. Uit de circulaire ‘Beleid gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico’ van 13 oktober 2010 (kenmerk
5645409/10/DJI) (hierna: de circulaire) blijkt niet dat een gedetineerde elke maand moet worden gehoord. Dat moet alleen bij wijzigingen in het profiel. Desondanks heeft de directeur klager in de periode van oktober 2011 tot april 2012 wel maandelijks
gehoord over de opgemaakte maandrapportages. Klager heeft aangegeven geen contact meer te willen hebben met de directeur. Uit de schriftelijke mededeling van de oplegging van de maatregelen blijkt dat de maatregelen niet alleen zijn opgelegd wegens
klagers plaatsing op de GVM-lijst maar ook op basis van aanvullende informatie, zoals de informatie uit de maandrapportages.
3. De beoordeling
Ten aanzien van het beklag onder a. overweegt de beroepscommissie het volgende. Klager is op de GVM-lijst geplaatst vanwege de mediagevoeligheid van het door hem gepleegde delict. De directeur heeft aan klager – onder meer – vanwege zijn plaatsing op
de
GVM-lijst met het risicoprofiel ‘verhoogd’ voor een periode van zes maanden, van 17 november 2011 tot 16 mei 2012, toezichtmaatregelen opgelegd. Gelet op het klaagschrift van 18 april 2012 en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, begrijpt de
beroepscommissie dat het beklag is gericht tegen de beslissing van de directeur van 18 april 2012 dat de opgelegde toezichtmaatregelen blijven gehandhaafd.
De directeur kan, indien dit noodzakelijk is in verband met de orde en veiligheid in de inrichting, aan een gedetineerde die is geplaatst op de GVM-lijst toezichtmaatregelen opleggen. Alvorens hiertoe te beslissen dient de directeur – maandelijks – een
eigen belangenafweging te maken, die dient te worden onderbouwd met schriftelijke verslaglegging en dient te worden getoetst op basis van ook voor de gedetineerde voldoende inzichtelijke criteria. De enkele verwijzing naar de plaatsing van een
gedetineerde op de GVM-lijst volstaat niet.
Uit de inlichtingen van de directeur en de schriftelijke mededeling van de oplegging van de toezichtmaatregelen voor de periode van 17 november 2011 tot 16 mei 2012 blijkt dat de directeur de toezichtmaatregelen, die vooral bestaan uit het houden van
toezicht op klagers contacten, heeft opgelegd omdat, behalve van plaatsing op de GVM-lijst bij klager sprake is van grote mediagevoeligheid vanwege het door hem gepleegde delict. Gelet hierop, in combinatie met het feit dat klager op 13 oktober 2011 is
overgeplaatst van de Terroristen Afdeling (TA) naar een afdeling met een regime van algehele gemeenschap, heeft de directeur het nodig geacht klagers (externe) contacten in die periode extra in de gaten te houden.
De beroepscommissie acht het aannemelijk – nu dit door klager niet is weersproken – dat aan klager de schriftelijke mededeling van de oplegging van de toezichtmaatregelen voor de periode van 17 november 2011 tot 16 mei 2012 is uitgereikt. Verder heeft
de directeur op verzoek van de beklagcommissie maandrapportages overgelegd, waarin per maand informatie staat over klagers gedrag op de afdeling en zijn (externe) contacten. Voorts blijkt uit de inlichtingen van de directeur dat de directeur na klagers
overplaatsing van de TA naar een afdeling met een regime van algehele gemeenschap een voorstel heeft ingediend bij het Operationeel Overleg (OO) om klagers risicoprofiel te verlagen van ‘hoog’ naar ‘verhoogd’. Uit de stukken blijkt dat dit op 17
november 2011 is gebeurd, met als gevolg afschaling van de toezichtmaatregelen. Op grond van het vorenstaande acht de beroepscommissie het voldoende aannemelijk dat de directeur maandelijks, dus ook voorafgaande aan de mededeling van 18 april 2012 dat
de maatregelen blijven gehandhaafd, een eigen belangenafweging omtrent de voortduring van de noodzaak van de maatregelen heeft gemaakt, welke belangenafweging voldoende wordt ondersteund door schriftelijke verslaglegging. De beroepscommissie merkt
hierbij op dat zij het, gelet op hetgeen ter zitting is aangevoerd, voldoende aannemelijk acht dat de directeur klager voorafgaande aan de beslissing van 18 april 2012 om de maatregelen te handhaven, heeft gehoord. Gelet op het vorenstaande zal het
beroep ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden worden bevestigd.
Ten aanzien van het beklag onder b. overweegt de beroepscommissie het volgende. De beroepscommissie stelt voorop dat de directeur gehouden is maandelijks een voor de gedetineerde voldoende inzichtelijke belangenafweging te maken omtrent de voortduring
van de noodzaak van de maatregelen. Uit de Pbw noch uit de circulaire blijkt dat de directeur een gedetineerde maandelijks dient te horen omtrent de voortduring van de noodzaak van de maatregelen. Desalniettemin acht de beroepscommissie het, in het
kader van een inzichtelijke belangenafweging, wenselijk dat de directeur een gedetineerde maandelijks hoort omtrent de voortduring van de noodzaak van de maatregelen. De beroepscommissie acht het, gelet op hetgeen door en namens klager ter zitting is
aangevoerd, voldoende aannemelijk dat de directeur klager in de periode van 17 november 2011 tot 16 mei 2012 alleen heeft gehoord op 17 februari 2012 en op 18 april 2012. Gelet op het vorenstaande zal het beroep derhalve gegrond worden verklaard, de
uitspraak van de beklagcommissie worden vernietigd en het beklag alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming.
Ten aanzien van het beklag onder c. overweegt de beroepscommissie het volgende. De uitspraak van de beklagcommissie bevat geen beslissing op het beklag als vermeld onder c. Om proceseconomische redenen zal de beroepscommissie dit beklag als eerste en
enige instantie alsnog behandelen. In de Pbw noch in de circulaire is bepaald dat de directeur een gedetineerde, die voor een langere periode dan een maand op de GVM-lijst is geplaatst, maandelijks een schriftelijke mededeling dient uit te reiken
waaruit blijkt dat de maatregelen blijven gehandhaafd. Echter, de beroepscommissie acht het wenselijk dat de directeur een gedetineerde maandelijks schriftelijk kenbaar maakt welke gronden en argumenten aan zijn afweging en beslissing ten grondslag
hebben gelegen. De grond hiervoor is gelegen in het feit dat het opleggen van toezichtmaatregelen een voor de gedetineerde ingrijpende beslissing betreft. Nu de directeur klager niet maandelijks een schriftelijke mededeling heeft verstrekt waarin staat
dat de toezichtmaatregelen blijven gehandhaafd, zal de beroepscommissie het beklag gegrond verklaren. Zij acht geen termen aanwezig voor de toekenning van een tegemoetkoming.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag onder a. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag onder b. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
De beroepcommissie verklaart het beklag onder c. gegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 4 februari 2013
secretaris voorzitter