Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/2198/GA, 14 juni 2002, beroep
Uitspraakdatum:14-06-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 01/2198/GA

betreft: [klager] datum: 14 juni 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 6 december 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 30 oktober 2001 van de beklagcommissie bij de locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 april 2002, gehouden in de locatie Zoetermeer te Zoetermeer, is klager gehoord.

Op 25 maart 2002 is ter zitting van de beroepscommissie, gehouden in de locatie Zoetermeer te Zoetermeer, gehoord de heer [...], locatiedirecteur bij de locatie De IJssel te Krimpen aan den IJssel. Het terzake opgemaakte verslag ishieraan gehecht.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het tegenover de beklag- en beroepscommissie verstrekken van onjuiste informatie door de directeur over de bij het opleggen van een eerdere disciplinaire straf gebruikte informatie.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Ik heb ten onrechte een disciplinaire straf opgelegd gekregen. De directeur heeft ten overstaan van de beklag- en beroepscommissieinformatie achtergehouden betreffende een riem en een vals sprekersbriefje. Hij heeft verklaard dat hij van het bestaan daarvan niet wist, terwijl ik hem daar zelf op heb gewezen. Ik heb de interne verslagen betreffende het voorvalniet gezien, maar de directeur heeft mij verteld dat de dienstdoende penitentiair inrichtingswerkers (p.i.w.-ers) fouten hebben gemaakt. Ik vraag mij af waarom deze p.i.w.-ers niet zijn gehoord. De p.i.w.-ers hebben de riem van mijncel gehaald en hebben de directeur hierover ingelicht. Ter zitting wist de directeur ineens niet meer waar die riem vandaan was gekomen, maar daarvan was hij wel op de hoogte. Er staan overigens ook fouten in het onderhavigeverslag. Kortom, de disciplinaire straf is op basis van onjuiste (achtergehouden) informatie, en derhalve ten onrechte, opgelegd.

3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt dat ter zitting is gebleken dat klagers klacht de aan hem opgelegde disciplinaire straf d.d. 9 mei 2001 betreft. Volgens klager is de disciplinaire straf op onjuiste gronden aan hem opgelegd. Dezeklacht is echter reeds behandeld door de beroepscommissie ter zitting van 12 september 2001. Op 19 september 2001 heeft de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie d.d. 12 juni 2001, waarbij de beklagcommissie de klachtongegrond heeft verklaard, bevestigd. Om die reden had de beklagcommissie klager niet-ontvankelijk moeten verklaren in zijn beklag. Nu zij dit niet heeft gedaan zal de beroepscommissie alsnog in die zin beslissen.
Voorzover het beklag gericht is tegen het verschaffen van onjuiste informatie door de directeur ter zitting van de beklagcommissie d.d. 12 juni 2001 en ter zitting van de beroepscommissie d.d. 12 september 2001, overweegt deberoepscommissie dat een dergelijk feitelijk handelen van de directeur, niet kan worden aangemerkt als een beslissing in de zin van artikel 60, eerste lid, Pbw. Ook op deze gronden kan klager derhalve niet worden ontvangen in zijnbeklag.
Ten overvloede merkt de beroepscommissie nog op dat haar niet is gebleken dat de onjuiste informatie als door klager genoemd van invloed is geweest op de afdoening van het oorspronkelijke beklag.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H.B. Greven en mr. drs. A. Rook, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.R. Kruithof, secretaris, op 14 juni 2000.

secretaris voorzitter

Naar boven