nummer: 13/25/GV
betreft: [klager] datum: 7 februari 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A. Çimen, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 19 december 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. A. Çimen om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. De afwijzing van klagers verlofaanvraag is onbegrijpelijk gemotiveerd en tevens onredelijk en onbillijk. Klager voldoet aan de voorwaarden voor verlofverlening zoals vermeld in artikel 14 van de
Regeling
tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling). Er zijn geen contra-indicaties voor het verlenen van algemeen verlof. Het is belangrijk dat klager zich goed op zijn terugkeer in de samenleving kan voorbereiden. Gelet op de datum van klagers
voorwaardelijke invrijheidstelling heeft hij ongeveer een jaar om zich voor te bereiden op zijn terugkeer in de samenleving. Het is onbegrijpelijk dat het recidiverisico van klager wordt ingeschat als hoog, te meer nu klager meewerkt aan het programma
terugdringen recidive (TR). Niet valt in te zien waarom een thans aanhangige cassatieprocedure van belang is voor de beoordeling van klagers verlofaanvraag. Het bevreemdt klager dat het Openbaar Ministerie (OM) negatief heeft geadviseerd, terwijl wel
positief is geadviseerd op verlofaanvragen van klagers medeverdachten. Klager verzoekt te worden gehoord.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft een openstaande strafzaak, waarin hij cassatie heeft ingesteld. Het is aannemelijk dat deze zaak nog voor de (fictieve) einddatum van klagers detentie in december
2013 wordt behandeld. Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. Uit het reclasseringsadvies blijkt dat er sprake is van een hoog recidiverisico. De selectiefunctionaris heeft het Uittreksel Justitiële Documentatie van klager
overgelegd. Daaruit blijkt het volgende. Klager is in de periode van september 2005 tot maart 2008 meermalen in aanraking gekomen met politie en justitie en meermalen veroordeeld tot werkstraffen dan wel geldboetes. Bij vonnis van 24 februari 2011 is
klager door de rechtbank te Amsterdam voor poging tot afpersing en overtreding van de Wet Wapens en Munitie, gepleegd in de periode van 1 augustus 2009 tot en met 2 september 2009, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen waarvan 112 dagen
voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Hoewel klager tegen dit vonnis hoger beroep heeft ingesteld, heeft hij op 8 en 15 april 2011, dus binnen de proeftijd, nieuwe strafbare feiten gepleegd, waarvoor hij thans is gedetineerd. Klager is thans
tevens gedetineerd voor strafbare feiten die hij op 26 juli 2010 heeft gepleegd. Om het recidiverisico te verminderen is het van belang dat klager gedragsinterventies volgt. Dat is op dit moment nog niet gebeurd. De afwijzing van de verlofaanvraag is
gebaseerd op een combinatie van de drie bovengenoemde factoren.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het OM heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag wegens de aard van de door klager gepleegde delicten en zijn proceshouding.
De politie heeft positief geadviseerd.
3. De beoordeling
Klager heeft verzocht om op een zitting te worden gehoord. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu de noodzaak daartoe onvoldoende is onderbouwd. De beroepscommissie acht zich op grond van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te
beslissen.
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens onder andere (het medeplegen van) poging tot diefstal onder verzwarende omstandigheden, (het medeplegen van) het opzettelijk teweegbrengen van een
ontploffing en overtreding van de Wet Wapens en Munitie. Klager heeft op 8 maart 2012 hoger beroep ingesteld. De wettelijk vroegst mogelijke einddatum van zijn detentie valt op of omstreeks 13 december 2013.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.
Uit het advies vrijheden van 7 december 2012 blijkt dat het recidiverisico van klager wordt ingeschat als hoog. Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie komt naar voren dat klager vanaf september 2005 tot aan het moment van zijn detentie, op 15 april
2011, meermalen in aanraking is gekomen met politie en justitie en dat hij meermalen is veroordeeld, vooral wegens het plegen van vermogensdelicten. Klager is thans gedetineerd voor delicten, die hij heeft gepleegd in de proeftijd van een eerdere
veroordeling, waarbij hem een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf is opgelegd. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden, ondanks klagers (recente) deelname aan het programma TR en zijn aanmelding bij Exodus, in dit stadium
van de detentie een contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks het positieve advies van de directeur van de locatie Zuyder Bos, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de
Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b. en d. van de Regeling, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 7 februari 2013
secretaris voorzitter