Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 13/0033/GV, 6 februari 2013, beroep
Uitspraakdatum:06-02-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 13/33/GV

betreft: [klager] datum: 6 februari 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J. Schadd, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 januari 2013 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt - zakelijk weergegeven - toegelicht. Klager wil strafonderbreking voor de duur van twee of drie maanden in verband met de gezondheidssituatie van zijn vrouw. Zijn vrouw heeft psychische problemen en het
gaat met de dag slechter. Zij is tot bijna niets meer in staat en de problemen worden hierdoor steeds groter. Klager maakt zich hier veel zorgen over en wil zijn vrouw niet verliezen. Inmiddels is zijn vrouw al doorverwezen naar een psychiater en een
depressiepoli tweede lijn, hetgeen inhoudt dat sprake zal zijn van een langdurige behandeling. Klager wil zijn vrouw ondersteunen bij haar behandeling, omdat zij dit niet alleen kan. Klager heeft eerder een strafonderbreking van een week gehad, terwijl
hij om een langere strafonderbreking had verzocht. De selectiefunctionaris stelt dat het klager niet is gelukt om tijdens de genoten strafonderbreking voor een structurele oplossing te zorgen. Dit is volgens klager ook niet verwonderlijk. Eén week
strafonderbreking voor het oplossen van structurele problemen bij een levenspartner met ernstig psychische klachten is volgens klager niet veel. Uit het feit dat het klager in één week niet is gelukt de problematiek van zijn vrouw op te lossen, volgt
niet dat een strafonderbreking geen oplossing biedt voor de problemen van klagers vrouw. Klager verwijst in dit verband naar een brief van de psycholoog van zijn vrouw van 20 november 2012 waarin het belang van strafonderbreking wordt onderschreven. De
selectiefunctionaris is voorbijgegaan aan alle positieve adviezen. Het Openbaar Ministerie heeft zelfs aangegeven dat een strafonderbreking zes maanden mag duren. Verder licht klager toe dat strafonderbreking niet is bedoeld om te zorgen voor een
structurele oplossing. Ingevolge artikel 36 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend voor de verzorging van een ernstig zieke levenspartner.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt - zakelijk weergegeven - toegelicht. Klager heeft verzocht om strafonderbreking in verband met de gezondheidstoestand van zijn vrouw. Klager heeft eerder een verzoek om strafonderbreking
ingediend in verband met dezelfde problematiek. Dit verzoek is afgewezen. Na gegrondverklaring van het door klager ingediende beroep is besloten om aan klager alsnog strafonderbreking toe te kennen. De Staatssecretaris heeft daarbij aangegeven dat
klager tijdens de strafonderbreking een structurele oplossing moet zoeken voor de verzorging van zijn vrouw. Het is niet bekend wat klager in die dagen van strafonderbreking heeft gedaan. De Medisch Adviseur bij het Ministerie van Veiligheid en
Justitie
adviseert thans negatief ten aanzien van klagers verzoek, omdat een gevraagde strafonderbreking geen oplossing biedt voor de problematiek. In het advies is meegenomen dat er tijdens de eerdere strafonderbreking geen structurele oplossing voor de
problemen kon worden gevonden. Het geheel overziend meent de Staatssecretaris dan ook dat een langere strafonderbreking geen oplossing biedt voor de problemen. Klager heeft de kans gehad om een oplossing te zoeken. Hij heeft niet aangegeven wat zijn
inspanningen zijn geweest en tegen welke problemen hij kennelijk is aangelopen.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De Medisch Adviseur bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie acht op basis van de gegevens van de psycholoog een nieuwe strafonderbreking niet geïndiceerd, omdat klager eerder een strafonderbreking heeft gehad waarbij het schijnbaar niet gelukt is
de schuld te voldoen. De ondersteuning van klagers vrouw bij haar therapie is volgens de Medisch Adviseur niet opgelost met steeds kortdurende strafonderbrekingen.
Het PMO (de inrichtingspsycholoog) van de locatie Zuid te Arnhem adviseert positief wat betreft strafonderbreking gezien de geestelijke zorgen van klager met betrekking tot zijn vrouw.
De vrijhedencommissie van voormelde inrichting adviseert positief ten aanzien van strafonderbreking, omdat klager voorbeeldig gedrag laat zien in de inrichting. De eerste strafonderbreking is goed verlopen. De reden om voorbij te gaan aan het advies
van
de Medisch Adviseur is het idee dat de Medisch Adviseur advies geeft over de verkeerde informatie. Er wordt nadrukkelijk gevraagd om een langer durende strafonderbreking op medische grond, het advies gaat echter over de schuld van klager en geeft aan
dat een kortdurende strafonderbreking de problemen niet oplost.
De Officier van Justitie bij het arrondissementsparket te Zwolle heeft aangegeven akkoord te zijn met een strafonderbreking.
De politie is akkoord met het verlofadres. Er zijn geen contra-indicaties. Het adres is volgens de politie aanvaardbaar en betrouwbaar, er wonen geen slachtoffers in de buurt en daarbij is er geen sprake van een risico op maatschappelijk onrust.

3. De beoordeling
Klager is in Engeland een gevangenisstraf opgelegd van vijf jaar met aftrek, wegens een drugs gerelateerd delict. In het kader van een WOTS-procedure is hij op 23 april 2012 overgeplaatst naar Nederland. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt
op
of omstreeks 10 november 2014.

In de eerdere uitspraak van de beroepscommissie met nummer 12/2136/GV van 7 augustus 2012 heeft de beroepscommissie klagers beroep tegen de afwijzing van zijn verzoek om strafonderbreking gegrond verklaard, omdat zij op basis van het advies van de
Medisch Adviseur - waarin werd geadviseerd om klager een korte strafonderbreking van een aantal dagen te verlenen in verband met de gezondheid van zijn vrouw - een strafonderbreking van een week medisch geïndiceerd achtte. De beroepscommissie heeft de
Staatssecretaris opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak, hetgeen heeft geleid tot een strafonderbreking voor de duur van zeven dagen. Klagers beroep tegen deze beslissing, voor zover het de duur van de
strafonderbreking betrof, is bij uitspraak van de beroepscommissie met nummer 12/2621/GV van 30 augustus 2012 ongegrond verklaard.

Aan de orde is thans het tweede verzoek van klager om strafonderbreking in verband met de ondersteuning van zijn psychisch zieke vrouw. Volgens klager is de gezondheidstoestand van zijn vrouw verder verslechterd. Naar aanleiding van de brief van de
psycholoog van klagers vrouw van 20 november 2012 heeft de Staatssecretaris de Medisch Adviseur (opnieuw) om advies gevraagd. De Medisch Adviseur heeft negatief geadviseerd, omdat het klager tijdens de eerdere strafonderbreking niet is gelukt de schuld
te voldoen en - zo begrijpt de beroepscommissie het advies - de problemen van klagers vrouw niet zijn opgelost met steeds kortdurende strafonderbrekingen.

De Staatssecretaris is in zijn beslissing afgegaan op het advies van de Medisch Adviseur. Dit advies gaat echter niet in op de actuele gezondheidssituatie van klagers vrouw zoals weergegeven in het advies van de psycholoog, namelijk dat klagers vrouw
een “EMDR-therapie” dient te ondergaan, omdat sprake is van een reactieve depressie variërend van matig tot ernstig en PTSS met verlaat begin. Tevens gaat het advies van de Medisch Adviseur voorbij aan de mogelijkheid dat ondersteuning van klagers
vrouw
bij de therapie wellicht wel degelijk is te verwezenlijken door verlening van een langere strafonderbreking. Anderzijds is het de beroepscommissie niet duidelijk geworden op welke manier klager tijdens de eerdere strafonderbreking heeft geprobeerd te
zorgen voor een structurele oplossing voor de problemen. Ook is het de beroepscommissie niet duidelijk geworden hoe de thans gevraagde strafonderbreking van twee of drie maanden dan wel zou kunnen bijdragen aan een structurele oplossing voor de
problematiek van klagers vrouw en de daarmee samenhangende praktische problemen. Klager heeft onvoldoende geconcretiseerd hoe de invulling van een eventuele nieuwe strafonderbreking eruit zal zien en de beslissing van de Staatssecretaris kan daarom
niet
als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Gelet op het voorgaande zal het beroep dan ook ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 6 februari 2013

secretaris voorzitter

Naar boven