Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3351/GB, 5 februari 2013, beroep
Uitspraakdatum:05-02-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/3351/GB

Betreft: [klager] datum: 5 februari 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J. Verschuren, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 19 oktober 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 17 juni 2006 gedetineerd. Hij verblijft in het PPC Haaglanden te Den Haag.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Detentiefasering wordt op oneigenlijke gronden geweigerd. Gedragskundigen hebben aangegeven dat klager nog tot 1 maart 2012 - de beroepscommissie vat dit op als een kennelijke schrijf- en of typefout en leest hiervoor in de plaats: 2013 - op de
behandelafdeling zou moeten verblijven. De datum van 1 maart 2013 lijkt enkel en alleen ingegeven door de oude v.i.-datum van 15 augustus 2014 en niet door de voortgang van de behandeling van klager. Inmiddels is de v.i.-datum door betaalde boetes en
betalingsregeling weer terug op 15 juni 2014, waardoor klager toch eerder in aanmerking komt voor plaatsing in een b.b.i.
Klager functioneert uitstekend in de inrichting en gaat goed met medegedetineerden en het personeel om. Dit blijkt uit het selectieadvies. Hij zal zich uitstekend kunnen redden in een b.b.i. Voor klager is het van groot belang dat hij leert omgaan met
vrijheden zoals dat kan in een b.b.i. in verband met het feit dat hij op 15 juni 2014 weer onderdeel van de samenleving gaat uitmaken. Voor klager geldt de oude v.i.-regeling, waarbij er geen voorwaarden kunnen worden gesteld aan de invrijheidstelling.
Het zou voor klager niet goed zijn om na een abrupte beëindiging van zijn detentie vanuit het PPC weer in de maatschappij terug te keren. Klager is druk bezig met zijn terugkeer in de maatschappij. Hij heeft inmiddels allerlei diploma’s behaald binnen
de inrichting. Er zijn geen contra-indicaties meer voor plaatsing in een b.b.i. Overgelegd wordt een bevestiging van het CJIB, waaruit volgt dat klager een betalingsregeling is aangegaan en geen vervangende hechtenis meer hoeft te ondergaan, en een
schrijven van de psychotherapeut K. bij de Waag waaruit volgt dat klagers agressieregulatiebehandeling kan worden afgesloten omdat de doelen bereikt zijn.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
De gedragsdeskundigen zijn van oordeel dat klager nog niet klaar is met zijn behandeling in het PPC. Deze behandeling zal tot maart 2013 duren en klager had ingestemd om deze behandeling tot die tijd af te maken. De inrichting is van oordeel dat klager
goede stappen heeft gemaakt, mede door de stabiele, overzichtelijke en voorspelbare omgeving van de inrichting. De inrichtingspsycholoog heeft aangegeven dat klager in februari 2012 is geplaatst in het PPC op de behandelafdeling voor een inzichtgevende
klinische behandeling gericht op terugvalpreventie en terugkeer in de samenleving. Afgesproken is dat de behandeling een jaar zou gaan duren, waarmee klager akkoord is gegaan. De behandeling kwam goed en snel op gang. De problematiek is uitgebreid in
kaart gebracht. Op de afdeling is in praktische zin gewerkt aan de problematiek. Na een gewenningsperiode is de focus gelegd op het leren omgaan met gevoelens en spanningen en deze bespreekbaar leren maken met de mentor. Ook non-verbaal gedrag was een
aandachtspunt. Het tweede gedeelte van de therapie is het in de praktijk werken aan zijn problematiek. Klager heeft aangegeven reeds klaar te zijn met de therapie en dat hij doorgefaseerd kan worden naar een b.b.i. Volgens de gedragsdeskundigen is
klager nog niet zo ver. De inrichting heeft dan ook een negatief advies gegeven. Dit advies is overgenomen.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De inrichtingspsycholoog/behandelcoördinator heeft aangegeven dat klager zich
goed heeft ingezet voor zijn behandeling en zich heeft leren beheersen in plaats van zich te laten leiden door emoties. Naar het oordeel van de inrichtingspsycholoog/behandelcoördinator is sprake van ernstige problematiek waarvoor voortzetting van zijn
behandeling geïndiceerd is. Er zijn veel zorgen over klagers terugkeer in de maatschappij en hoe hij zich staande moet houden. Er wordt gedacht aan een traject via een FPK of Exodus. Een plaatsing in een dergelijke instelling kan in de regel
plaatsvinden in het laatste jaar van de detentie. Naar het oordeel van de inrichtingspsycholoog/behandelcoördinator dient er nog veel te worden voorbereid.
Het MDO en de vrijhedencommissie van het PPC hebben negatief geadviseerd ter zake van plaatsing in een b.b.i. De vrijhedencommissie heeft aangegeven dat de behandeling geïndiceerd blijft, eventueel in een FPK, en dat klager er nog niet aan toe is om in
een b.b.i. geplaatst te worden.
Gelet op het bovenstaande, mede in aanmerking genomen dat uit de stukken niet blijkt dat klager over een (aanvaardbaar) verlofadres beschikt, is de beroepscommissie van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de
selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, in dit stadium van klagers detentie en behandeling niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W.
Bartelds, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 5 februari 2013

secretaris voorzitter

Naar boven