Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3961/GV, 5 februari 2013, beroep
Uitspraakdatum:05-02-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3961/GV

betreft: [klager] datum: 5 februari 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 11 december 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager wordt op 27 december 2012 in vrijheid gesteld. Toch wil hij beroep instellen, omdat de afwijzing is gebaseerd op onjuiste informatie. De beslissing heeft tot grote consequenties voor klager geleid.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. Klager heeft verzocht om strafonderbreking omdat hij een mogelijkheid zag geld te genereren om een substantieel deel van zijn ontnemingsvordering te kunnen voldoen. Tijdens de
vrijheidsbeneming in verband met een maatregel ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel kan geen strafonderbreking worden verleend. Klager is vrij recent op 7 september 2011 niet teruggekeerd na een verlof. Op 7 mei 2012 is hij opnieuw gedetineerd.
Op geen enkele wijze wordt het bestaan van een pand in Marokko aangetoond en de eventuele bereidheid om daarop een lening verstrekt te krijgen. Klager toont onvoldoende aan dat hij hierbij in persoon aanwezig dient te zijn en dat er geen andere
mogelijkheden zijn om te komen tot een oplossing.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de gevangenis Norgerhaven heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag. De politie Brabant-Noord heeft bezwaar tegen verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager onderging een gevangenisstraf van vier jaar met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. Op 27 december 2012 is hij in vrijheid gesteld.

Op grond van artikel 34 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) kan strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer dat niet kan worden volstaan met een andere vorm
van verlof. Klager heeft om strafonderbreking verzocht voor het afsluiten van een geldlening met als onderpand een pand in Marokko. De geldlening dient om een aanzienlijk deel van het openstaande bedrag van de ontnemingsvordering te voldoen. Door
klager
zijn echter geen stukken overgelegd die de noodzaak van strafonderbreking ondersteunen. Bovendien komt uit de stukken naar voren dat klager tijdens zijn huidige detentie vanaf 5 september 2011 zich heeft onttrokken aan zijn electronische detentie
(enkelband) voor een periode van acht maanden. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een contra-indicatie vormen voor verlofverlening. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking
komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 5 februari 2013

secretaris voorzitter

Naar boven