Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0209/GA, 4 juli 2002, beroep
Uitspraakdatum:04-07-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/209/GA

betreft: [...] datum: 4 juli 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 24 januari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 4 december 2001 van de beklagcommissie bij het huis van bewaring (h.v.b.) te Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormeld h.v.b. in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het afboeken van f. 48,97 van klagers rekening-courant voor niet ontvangen boodschappen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Er is geen enkele legitieme grond te vinden waarom klager zou moeten betalen voor zaken die hem niet geleverd zijn. Het bedrag vande door hem bestelde goederen valt onder persoonlijk bezit en de directeur mag door het opstellen van gevangenisregels geen inbreuk maken op iemands persoonlijk bezit. Het bestelformulier had moeten vermelden dat het hier eenkoopovereenkomst betrof. De bestelde goederen worden niet geleverd, de koper ontvangt geen betalingsbewijs, maar het bedrag van de bestelde goederen wordt wel ingehouden en niet geretourneerd. Klager vindt dit een onrechtmatigehandeling. Volgens de directeur is het bedrag ingehouden omdat klager goederen heeft besteld ter waarde van dat bedrag en aangezien klager reeds was overgeplaatst zijn de goederen niet afgeleverd. Er zou conform de voorschriften vande gevangenis gehandeld zijn. Klagers overplaatsing kan niet gezien worden als persoonlijk handelen en is als reden om bestelde, maar niet geleverde, goederen in rekening te brengen absoluut onacceptabel. Alle andere gevangenissenblijken wel in staat om de bestelling van goederen van een gedetineerde, die wordt overgeplaatst, te annuleren. Verder heeft klager verklaard dat zijn broer pas nu Nederlandse les volgt en ten tijde van klagers overplaatsing nietals tolk kon optreden. Klager wist niet van tevoren, zoals de directeur beweert, dat hij werd overgeplaatst. Slechts de directeur wordt ingelicht over een overplaatsing. Degene die wordt overgeplaatst verneemt dit pas op de dag vanvertrek. Gevangenisvoorschriften, die een wettelijke grondslag missen en inbreuk maken op iemands bezittingen moeten onmiddellijk worden bijgesteld. Klager stelt de directeur aansprakelijk. Klager wil dat het ingehouden bedrag wordtgeretourneerd. Verder wil klager een tegemoetkoming van € 1000,= ontvangen, welk bedrag bestemd is voor Nederlandse liefdadigheidsinstellingen. Klager verzoekt ter zitting te worden gehoord.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager om het beroep mondeling toe te lichten af.
De beroepscommissie overweegt ten aanzien van klagers beklag het volgende. In artikel 3.7 van de in de inrichting geldende huisregels is bepaald dat wanneer een gedetineerde wordt overgeplaatst, dan wel ontslagen voordat deuitlevering van de bestelling heeft plaatsgevonden, de bestelde artikelen in rekening worden gebracht.
De beroepscommissie is van oordeel dat deze bepaling in zoverre in strijd is met het Burgerlijk Wetboek, in het bijzonder de bepalingen over koop en levering, nu de bepaling in de huisregels tot gevolg heeft dat een gedetineerdebetaalt voor goederen die hij niet geleverd krijgt.
De beroepscommissie is gelet op het voorgaande van oordeel dat de huisregels in zoverre onverbindend zijn.
De beroepscommissie is, het voorgaande in samenhang en onderling verband bezien, van oordeel dat er zonder rechtsgrond geld van klagers rekening-courant is afgeboekt voor door hem bij de winkel bestelde boodschappen terwijl hij dezeboodschappen ten gevolge van zijn overplaatsing naar een andere inrichting niet heeft kunnen ontvangen.
De beroepscommissie verklaart het beroep dan ook gegrond.
Zij kent klager een tegemoetkoming toe van €. 25,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van €. 25,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.F. Landman, secretaris, op 4 juli 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven