Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3401/GA, 4 februari 2013, beroep
Uitspraakdatum:04-02-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3401/GA

betreft: [klager] datum: 4 februari 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 8 oktober 2012 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Havenstraat te Amsterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 januari 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klagers raadsvrouw mr. M.C. van Megen en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie
Havenstaat.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, in afwachting van klagers overplaatsing, omdat er aanwijzingen waren dat klager voornemens is de inrichting te ontvluchten.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Het beroep betreffende de inbeslagname van klagers horloges wordt ter zitting van 7 januari 2013 ingetrokken, omdat hierover met de directeur
tot
een vergelijk is gekomen. Het beroep gaat daarom alleen over de opgelegde ordemaatregel. Deze is opgelegd, omdat klager de intentie zou hebben gehad de inrichting te ontvluchten. De ordemaatregel is niet opgelegd vanwege de aangetroffen
horloges/telefoons op klagers cel, deze zijn immers pas gevonden nadat de ordemaatregel was opgelegd en klager in afzondering was geplaatst. Als de ordemaatregel wel is opgelegd naar aanleiding van de gevonden horloges, had de directeur de
schriftelijke
mededeling moeten aanpassen, hetgeen niet is gebeurd. Het vermoeden dat klager de inrichting wilde ontvluchten is gebaseerd op het ‘interne geruchtencircuit’. Klager heeft nimmer het plan gehad te vluchten. Welke feiten en omstandigheden precies tot
dit
vermoeden hebben geleid is onduidelijk en daarmee is de beslissing onvoldoende gemotiveerd. Niet gebleken is, dat de oplegging van de ordemaatregel noodzakelijk was in verband met de orde en veiligheid. Klager is overigens na plaatsing in de
afzonderingscel niet in de gelegenheid gesteld zijn raadsvrouw te bellen. Na de ordemaatregel is klager aangemerkt als vluchtgevaarlijk, waardoor zijn detentie onnodig is verzwaard. Verzocht wordt het beroep gegrond te verklaren en een tegemoetkoming
toe te kennen, die recht doet aan de situatie.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De directeur is door het afdelingshoofd op de hoogte gesteld van het gerucht dat klager voornemens was de inrichting te ontvluchten. De directeur
heeft
vervolgens aan klager een ordemaatregel van afzondering in een afzonderingscel opgelegd. Daardoor was er gelegenheid klagers cel te inspecteren. Tevens heeft de directeur het GRIP op de hoogte gesteld van de situatie. Tijdens de celinspectie zijn in
klagers cel twee horloges, die tevens telefoons zijn, aangetroffen. Het in bezit hebben van telefoons is in de inrichting, zijnde een huis van bewaring, verboden en om die reden is meteen een verzoek om overplaatsing ingediend. Het feit dat de twee
telefoons zijn gevonden, vormde een rechtvaardiging om de reeds opgelegde ordemaatregel voort te zetten tot aan klagers overplaatsing naar een andere inrichting. Omdat reeds een ordemaatregel was opgelegd, is naar aanleiding van het aantreffen van de
telefoons geen nieuwe ordemaatregel opgelegd. Misschien was het beter geweest als dit wel was gebeurd. Desgevraagd antwoordt de directeur dat als er geen telefoons waren aangetroffen, de ordemaatregel in principe zou zijn beëindigd. De directeur hoort
gedetineerden voorafgaande aan de oplegging van een ordemaatregel altijd, zo ook in dit geval.

3. De beoordeling
Uit de schriftelijke mededeling van de ordemaatregel van 4 oktober 2010 blijkt dat de ordemaatregel aanvankelijk is opgelegd, omdat er aanwijzingen waren dat klager voornemens was de inrichting te ontvluchten. Echter, uit het dossier noch uit hetgeen
de
directeur ter zitting heeft aangevoerd, is gebleken wat deze aanwijzingen concreet inhielden. Tevens is niet gebleken van concrete feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat klager de intentie had de inrichting te ontvluchten. De
beroepscommissie is derhalve van oordeel dat de gronden voor de oplegging van de bestreden ordemaatregel geen steun vinden in de stukken en hetgeen door de directeur is aangedragen. De beslissing is derhalve onvoldoende gemotiveerd. De beroepscommissie
zal het beroep gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagrechter vernietigen en het beklag alsnog gegrond verklaren.

De beroepscommissie begrijpt uit hetgeen door de directeur is aangevoerd dat de ordemaatregel is verlengd, omdat er tijdens de inspectie van klagers cel twee mobiele telefoons zijn aangetroffen. Daardoor was volgens de directeur klagers verblijf in de
locatie de Havenstraat, zijnde een huis van bewaring, niet meer mogelijk. Gelet hierop, acht de beroepscommissie de kennelijke, maar niet gedocumenteerde of gemotiveerde beslissing van de directeur om aan klager, in afwachting van zijn overplaatsing
naar een andere inrichting, een ordemaatregel van afzondering in een afzonderingscel op te leggen niet onredelijk en onbillijk. Om die reden zal de beroepscommissie aan klager ondanks de gegrondverklaring van het beroep, geen tegemoetkoming toekennen.
Ten overvloede overweegt de beroepscommissie dat klager op 6 oktober 2010 is overgeplaatst naar een andere inrichting, waardoor de ordemaatregel feitelijk slechts twee dagen heeft geduurd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 4 februari 2013

secretaris voorzitter

Naar boven