Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3554/GA, 4 februari 2013, beroep
Uitspraakdatum:04-02-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3554/GA

betreft: [klager] datum: 4 februari 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.M.W. Daamen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 2 november 2012 van de beklagcommissie bij de locatie Havenstraat te Amsterdam,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 7 januari 2013, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.M.W. Daamen, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de
locatie Havenstraat.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van drie dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens het opsparen van medicatie.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager verbleef op het moment waarop het voorval heeft plaatsgevonden pas kort in de inrichting. De gedetineerden krijgen op zaterdag een
brood
voor het hele weekend. Klager heeft de helft van het brood op zaterdag en de andere helft op zondag opgegeten, waardoor zijn brood maandagochtend op was. Op maandag, rond 8.00 uur, heeft hij twaalf methadonpillen verstrekt gekregen. Klager heeft deze
pillen niet op een nuchtere maag willen innemen. Als hij wel brood had gehad, zou hij de pillen allemaal in één keer hebben ingenomen. Er is nooit tegen klager gezegd dat hij de pillen meteen na de verstrekking moet innemen. De pillen zijn door een
p.i.w.-er in klagers kast op zijn cel gelegd. Er is geen controle geweest op de inname van de pillen door klager. De verdenking dat klager pillen wilde ruilen voor shag is gebaseerd op de enkele verklaring van de afdelingsreiniger. Klager heeft aan de
reiniger, met wie hij eerder een conflict heeft gehad, gevraagd of hij iets te eten had. Ook heeft klager gezegd dat hij niet kon roken. Klager heeft zijn pillen niet aangeboden in ruil voor shag. Op de terugweg van de luchtplaats naar de cel heeft een
p.i.w.-er gevraagd of klager de pillen bij zich had. Klager heeft toen het ongeopende zakje met pillen aan de p.i.w.-er gegeven. Hij heeft dus geen poging gedaan zijn medicatie te verbergen. Klager heeft de medicatie bij elkaar slechts drie uur in zijn
bezit gehad. Ter vergelijking verwijst de raadsman naar twee uitspraken van de beroepscommissie van 13 november 2012 (12/1839/GA en 12/2192/GA). Op de vraag waarom klager zijn medicatie heeft meegenomen naar de luchtplaats, antwoordt klager dat als hij
de pillen op zijn cel had laten liggen, daarmee de schijn was gewekt dat hij pillen opspaarde. Overigens is het klager onbekend wat de vindplaats is van de regel dat medicatie niet mag worden opgespaard. Klager heeft meermalen verzocht om de
huisregels,
maar heeft deze nooit verstrekt gekregen. De directeur had in dit geval moeten volstaan met een waarschuwing of een voorwaardelijke straf. Klager verzoekt het beroep gegrond te verklaren en een tegemoetkoming toe te kennen.

De directeur heeft in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Tijdens het eerste gesprek met de medische dienst wordt gedetineerden uitgelegd dat zij hun medicatie direct na de verstrekking daarvan moeten
innemen. De directeur gaat ervan uit dat op de inname van medicatie toezicht wordt uitgeoefend. Methadonpillen zijn gewilde pillen in de inrichting. Klager heeft de pillen niet direct na de verstrekking ingenomen, maar deze in zijn zak gestopt, hetgeen
ook een vorm van verstoppen is, en vervolgens meegenomen naar de luchtplaats. Na terugkomst van de luchtplaats heeft een p.i.w.-er de methadonpillen aangetroffen die klager had moeten innemen. Klager heeft de pillen dus opgespaard, eventueel met het
doel deze te verhandelen. De disciplinaire straf is opgelegd omdat er pillen bij klager zijn aangetroffen die hij reeds had moeten innemen en dus niet op basis van het verhaal van de afdelingsreiniger. De huisregels liggen ter inzage op de afdeling. In
elke cel is een samenvatting van de belangrijkste regels aanwezig. In principe krijgt een gedetineerde voor het opsparen van medicatie een disciplinaire straf van vijf dagen opgelegd. In klagers geval is, rekening houdend met de omstandigheden,
volstaan
met een straf van drie dagen.

3. De beoordeling
Op grond van artikel 51, eerste lid, onder a, van de Pbw in verbinding met artikel 50, eerste lid, van de Pbw kan de directeur een gedetineerde wegens het begaan van feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel
met
de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming een disciplinaire straf opleggen van opsluiting in een strafcel dan wel een andere verblijfsruimte. In paragraaf 4.2 (Medische verzorging) van de huisregels van de locatie Havenstraat staat dat
het opsparen van medicijnen niet is toegestaan.

In beroep staat ter beoordeling de vraag of klager zijn medicatie heeft opgespaard. Bij de beoordeling van deze vraag gaat de beroepscommissie uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op het moment dat het voorval plaatsvond, verbleef klager minder dan een week in de locatie de Havenstraat. Klager, die dagelijks twaalf methadonpillen verstrekt krijgt, heeft de pillen iets meer dan drie uur in zijn bezit gehad, voordat hij deze heeft
moeten afgeven aan een p.i.w.-er. Hij heeft de pillen op verzoek van de p.i.w.-er meteen afgegeven.
De beroepscommissie acht, in tegenstelling tot de beklagcommissie, de stelling van klager dat het gebrek aan brood die ochtend hem heeft genoodzaakt de uitgereikte pillen enkele uren te bewaren, niet onaannemelijk. Onder deze omstandigheden kan naar
het
oordeel van de beroepscommissie in redelijkheid niet worden geoordeeld dat klager de pillen heeft opgespaard dan wel verzameld. Bij dit oordeel speelt ook een rol, dat klager de pillen slechts enkele uren voorhanden heeft gehad. De beslissing van de
directeur om klager een disciplinaire straf op te leggen dient derhalve te worden aangemerkt als onredelijk en onbillijk. Hierbij neemt de beroepscommissie in aanmerking dat het, gelet op hetgeen door klager is aangevoerd, voldoende aannemelijk is dat
het personeel dat de pillen heeft uitgereikt niet heeft gecontroleerd of klager de pillen (terstond) heeft ingenomen, terwijl uit paragraaf 4.2 van de huisregels volgt dat het personeel toezicht dient te houden op de inname van medicatie door de
gedetineerden. Was dit toezicht wel afdoende uitgeoefend, dan zou er van de nu ontstane verwarring geen sprake zijn geweest. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal
alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie zal aan klager een tegemoetkoming toekennen van € 22,50.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 22,50.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. M.M. van der Nat, voorzitter, mr. A.T. Bol en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 4 februari 2013

secretaris voorzitter

Naar boven