Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2520/GA, 1 februari 2013, beroep
Uitspraakdatum:01-02-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Bezoek  v

Uitspraak

nummer: 12/2520/GA

betreft: [klager] datum: 1 februari 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 augustus 2012 van de beklagcommissie bij de locatie De Schie te Rotterdam

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 18 december 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. E.A. Blok, en [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de locatie
De Schie.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag – voor zover in beroep aan de orde – betreft het afwijzen van het verzoek voor bezoek zonder toezicht (BZT).

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager verbleef sinds juni 2011 op een afdeling met een bgg-regime (beperkt gemeenschapsgeschikten) en had de mogelijkheid van BZT. In
september 2011 vond een regimewijziging plaats en is het regime op de afdeling gewijzigd in een bpg-regime (beheersproblematische gedetineerden). Aan klager is medegedeeld dat alles hetzelfde zou blijven, waaronder zijn recht op BZT. Het nieuwe
afdelingshoofd deelde mede dat klager alleen recht op BZT zou hebben, als hij eerder BZT had. Klager voldoet hieraan. Hij had op 17 juli 2011 BZT met mevrouw M. uit Drachten, een ex-vriendin. Bij het plannen van een nieuwe afspraak met zijn huidige
vriendin zou echter uit het systeem blijken dat klager op 17 juli 2011 geen BZT heeft gehad. Dit is onjuist. P.i.w.-er Robert kan klagers verhaal bevestigen. Klager verzoekt de betreffende p.i.w.-er als getuige te horen, dan wel om toevoeging van zijn
verklaring aan het dossier. Andere gedetineerden mochten hun BZT wel houden. Klager heeft nooit vernomen dat de werkelijke reden de keuze van de partner is. Klager verblijft thans in een tbs-inrichting. De situatie is nu geheel anders.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. In september 2011 is landelijk een regimewijziging doorgevoerd, waarbij het bgg-regime is opgegaan in het bpg-regime. In dit nieuwe regime past
geen
BZT. Desondanks is toegezegd dat lopende afspraken worden gehandhaafd. Er was ten aanzien van klager geen sprake van een lopende afspraak met een bestaande partner, maar een afspraak met een nieuwe partner. Het BZT is bedoeld om bestaande relaties
tussen gedetineerden en hun partners te onderhouden. De directeur weet niet of dit goed met klager is gecommuniceerd.

3. De beoordeling
De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst het verzoek van klager om een getuige te horen af. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat gelet op de fax van 17 september 2012 van de directeur aan
de
beroepscommissie, is komen vast te staan dat klager eerder BZT heeft gehad. Een getuigenverklaring zal hier verder niets aan kunnen toevoegen.

Een gedetineerde heeft recht om bezoek te ontvangen, dat al dan niet onder toezicht kan plaatsvinden. Vast is komen te staan dat in september 2011 landelijk een regimewijziging is doorgevoerd, waarbij de afdeling van klager is gewijzigd van een
bgg-regime in een bpg-regime. Tevens is vast komen te staan dat bij de overgang van regime van de zijde van de inrichting de toezegging is gedaan dat lopende afspraken omtrent BZT blijven gehandhaafd. Nu klager eerder BZT heeft genoten, is bij klager
het gerechtvaardigde vertrouwen gewekt dat een nieuwe afspraak voor BZT zou worden gehonoreerd. Door de directeur zijn geen zwaarwegende argumenten aangevoerd waardoor het noodzakelijk was van deze afspraak af te wijken. De enkele omstandigheid dat het
eerdere BZT met een ander persoon heeft plaatsgevonden, vormt nog geen dwingende reden om de toezegging niet na te komen. Mitsdien dient het beroep gegrond te worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal
alsnog gegrond worden verklaard. Nu klager zich inmiddels in een andere situatie bevindt – hij verblijft in een tbs-inrichting – ziet de beroepscommissie geen aanleiding hem een tegemoetkoming toe te kennen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, J.G.A. van den Brand en dr. H.G. van de Bunt, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 1 februari 2013

secretaris voorzitter

Naar boven