Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3252/GA, 31 januari 2013, beroep
Uitspraakdatum:31-01-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Post  v

Uitspraak

nummer: 12/3252/GA

betreft: [klager] datum: 31 januari 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. K.M.S. Bal, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 9 oktober 2012 van de beklagcommissie bij de locatie De Karelskamp,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het feit dat vanuit de penitentiaire inrichting klager nooit te kennen is gegeven dat hij de mogelijkheid had om in cassatie te gaan tegen het arrest van het Hof Arnhem van 7 maart 2003, welke uitspraak hem schriftelijk op 11 april
2012 is medegedeeld.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Het personeel heeft verwijtbaar gehandeld door klager zijn mogelijkheid tot cassatie niet mede te delen. Het had op de weg van de inrichting gelegen
om
klager, die de Nederlandse taal niet goed machtig is, deugdelijk te informeren, nauwkeurig onderzoek te doen en klager hiervan op de hoogte te stellen. Indien de betreffende medewerker van de inrichting dit wel gedaan had, zou klager de mogelijkheid
hebben gehad om de executie van zijn straf te schorsen. Namens klager wordt tevens om een mondelinge behandeling van het beroep verzocht.

De directeur heeft daarop geantwoord als tegenover de beklagcommissie. Voorts stelt de directeur dat een inrichting feitelijk geen rol had en heeft in de bekendmaking van het arrest aan klager. Deze kwestie dient zich af te spelen binnen de driehoek
gerechtshof – advocaat – klager.

3. De beoordeling
Namens klager is verzocht om het beroep mondeling te willen toelichten. De beroepscommissie wijst dit verzoek af, nu enige onderbouwing daarvoor ontbreekt. De beroepscommissie acht zich op grond van de stukken voldoende ingelicht om op het beroep te
beslissen.

Hetgeen in beroep is aangevoerd kan naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie.
De beroepscommissie voegt evenwel aan de gronden toe dat de directeur ingevolge het bepaalde in artikel 36 van de Pbw in beginsel gehouden is klager post te laten ontvangen. Hieraan is, getuige de ontvangst door klager van het faxbericht van 11 april
2011 van het CJIB, voldaan. Het is echter niet aan de directeur of het personeel van de p.i. de in dat bericht vermelde gegevens (juridisch) te duiden. Daarvoor had klager juridisch advies moeten inwinnen bij daartoe geëigende instanties of personen.
Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.M. de Wit, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. M.M. van der Nat, leden, in tegenwoordigheid van
K. Dere, secretaris, op 31 januari 2013

secretaris voorzitter

Naar boven