Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3143/GB, 28 januari 2013, beroep
Uitspraakdatum:28-01-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/3143/GB

Betreft: [klager] datum: 28 januari 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 oktober 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 6 september 2008 gedetineerd. Klager heeft zich na een schorsing van zijn detentie op 3 april 2009 niet gemeld en zich onttrokken gehouden aan detentie tot 15 maart 2011, op welke datum hij in verzekering is gesteld in verband met een
nieuw strafbaar feit. Hij verbleef in het PPC van de penitentiaire inrichtingen Haaglanden te Den Haag. Op 31 oktober 2011 is hij geplaatst in de gevangenis van de penitentiaire inrichting Dordrecht.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Hij begrijpt niet welke risico’s de selectiefunctionaris bedoelt. Het Openbaar Ministerie (OM), politie, de inrichting en de reclassering hebben positief geadviseerd, waardoor zijn gezin positieve verwachtingen heeft gekregen. Eerder uitgebrachte
adviezen van TR hebben geleid tot negatieve selectiebeslissingen. Als gevolg daarvan ervaart klager volgens het advies spanningen en is er niet langer sprake van een optimale werkrelatie.
Afgezien van de zaak waarvoor klager gedetineerd is, zijn er geen openstaande zaken. Over de ontnemingszaak is nog niets bekend. Ten onrechte is de weigeringsgrond van artikel 4 aanhef en onder a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting
toegepast. Klager is thans negentien maanden na de onttrekking gedetineerd. Gelet op het selectieadvies penitentiair programma functioneert klager goed binnen de inrichting. Hij is nimmer disciplinair gestraft en heeft een vertrouwensbaan als reiniger.
Hij heeft met goed gevolg deel genomen aan geïndiceerd geachte interventies. Zijn einddatum is 4 maart 2013. Klagers positieve gedrag en het korte strafrestant dienen te worden meegewogen.
Zijn onttrekking aan detentie is niet relevant in het geval van selectie voor een b.b.i. met een normaal beveiligingsniveau als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting. Als klager geen regimair verlof
wordt verleend, is geen sprake van een meer dan beperkt vluchtgevaar in de zin van artikel 3, tweede lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden. Voorts blijkt niet uit de stukken dat de behandeling van de
ontnemingsvordering zal plaatsvinden vóór klagers einddatum, zodat niet kan worden geoordeeld dat zijn strafrestant in onvoldoende mate vaststaat.
Klager wil echt veranderen om er voor zijn gezin te zijn.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Er is een negatieve beslissing genomen, omdat er net als bij de inrichting en andere partijen geen vertrouwen is in een plaatsing van klager in een b.b.i.
Uit de rapportage blijkt dat klager zich langdurig en bewust heeft onttrokken aan detentie en nadrukkelijk acties heeft ondernomen om uit handen van justitie te blijven. Daarnaast heeft hij een nieuw strafbaar feit gepleegd. Ook blijkt uit rapportages
van de reclassering dat klager zich ophield in een criminele omgeving. Voorts is er een aanzienlijke ontnemingsvordering ter hoogte van circa
€ 3.900.000,=. Uit recent contact met het CJIB blijkt dat er een dwangmaatregel zal worden gevorderd van twee tot drie jaar en dat de zaak versneld wordt voorgelegd aan het OM. Door de actie van het CJIB zal de einddatum aanzienlijk verschuiven en niet
vallen binnen de criteria voor plaatsing in een b.b.i.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling) komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht-
en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Uit de stukken volgt dat klager zich in 2009 heeft onttrokken aan detentie en zich onttrokken heeft gehouden totdat hij in verband met een nieuw strafbaar feit op 15 maart 2011 in verzekering is gesteld. Gelet hierop voldoet klager niet aan de
hierboven vermelde criteria voor plaatsing in een b.b.i. (met of zonder regimair verlof). Daarbij komt dat getracht wordt om vóór de einddatum van klagers huidige detentie een openstaande ontnemingsvordering op zitting van de rechtbank te appointeren,
waardoor mogelijkerwijs niet meer zal worden voldaan aan de eisen die gesteld worden aan het strafrestant als vermeld in artikel 3 van de Regeling. Naar het oordeel van de beroepscommissie kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing
van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 28 januari 2013

secretaris voorzitter

Naar boven