Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2752/GB, 23 januari 2013, beroep
Uitspraakdatum:23-01-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/2752/GB

Betreft: [klager] datum: 23 januari 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. J.O.A.N. de Vries, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 24 augustus 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klagers raadsvrouw is op 13 december 2012 door een lid van de Raad gehoord. Klager heeft geen gebruikgemaakt van de mogelijkheid zijn beroep mondeling toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar de zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) De Marstal te Zeeland afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 19 mei 2011 gedetineerd. Hij verbleef in de z.b.b.i. van de locatie Maashegge te Overloon. Vanuit deze inrichting heeft hij verzocht om overplaatsing naar de z.b.b.i. De Marstal. Dit verzoek is afgewezen en klager is overgeplaatst naar
de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie De Kruisberg Doetinchem.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager verbleef in de z.b.b.i. van de locatie Maashegge en hij wilde overgeplaatst worden naar een z.b.b.i. in de buurt van zijn verlofadres. Klagers verzoek daartoe is afgewezen en klager werd 2 oktober 2012 teruggeplaatst in de b.b.i. De Kruisberg.
Deze terugplaatsing is ten onrechte gedaan. Er was geen sprake van probleemgedrag. Klager werkte al extern bij een werkgever. Hij heeft inzet getoond. Een ziekmelding betekent niet dat klager onaanvaardbaar gedrag heeft vertoond. Er is in ieder geval
geen rapport opgelegd.
Sinds 17 november 2012 neemt klager deel aan een penitentiair programma met elektronisch toezicht (p.p./e.t.-traject). Zijn belang bij de behandeling van het beroep is het toekennen van een tegemoetkoming van € 75,= per maand voor de periode dat klager
ten onrechte in de b.b.i. heeft verbleven. Voorts wordt verwezen naar de gronden van het beroepschrift.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Er is geen sprake van onbesproken gedrag. Zo heeft klager op 4 oktober 2011 een rapport gekregen wegens onvoldoende inzet op de arbeid. Hierop is een disciplinaire straf gevolgd van een week uitsluiting van de arbeid. In de z.b.b.i. heeft klager niet
de
indruk gegeven actief deel te willen nemen aan de arbeid. Klager heeft zich ziek gemeld en medegedetineerden hebben gemeld dat klager niets doet tijdens de gezamenlijke arbeid. Klager moest regelmatig aangespoord worden tijdens de arbeid. Klager heeft
zich matig aan de regels gehouden en heeft geprobeerd de overige gedetineerden te beïnvloeden. In het selectieadvies is duidelijk aangegeven dat klager de indruk geeft dat hij niet graag werkt en dat hij zich regelmatig probeert te onttrekken aan de
arbeid door zich ziek te melden. Er is sprake van onterechte ziekmeldingen. Een plaatsing in een z.b.b.i.-regime is gericht op het verrichten van arbeid gedurende hele dagen bij een externe werkgever in het kader van een zinvolle dagbesteding en voor
het opdoen van werkervaring. Men moet zelfstandig kunnen omgaan met vrijheden en regels. Klager lijkt hier niet mee om te kunnen gaan. Hij moest frequent gecorrigeerd worden. Klagers functioneren past niet in een z.b.b.i.-regime. Daarom is besloten
klager in een b.b.i.-regime te plaatsen. Dit zal klagers detentiefasering niet belemmeren. Bij goed gedrag zal klager per 17 november 2012 in aanmerking kunnen komen voor een p.p./e.t.-traject.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.) in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of
maatschappelijk risico vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,=
hebben openstaan, een strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. Klager verbleef sinds 1 juni 2012 in de z.b.b.i. van de locatie Maashegge. Op 14 augustus 2012 heeft klager verzocht om een zogenaamde ‘horizontale overplaatsing’ dit betekent een overplaatsing naar eenzelfde soort inrichting. De directeur van
de locatie Maashegge heeft naar aanleiding van dit verzoek negatief geadviseerd, omdat de tijdswinst bij een inwilliging van het overplaatsingsverzoek minder dan tien minuten is en omdat klagers gedrag niet onbesproken is. Naar aanleiding van het
verzoek van klager heeft de selectiefunctionaris besloten klager naar een b.b.i. over te plaatsen met de volgende motivering: “naar aanleiding van uw verzoek om qua regime horizontaal overgeplaatst te worden laat ik u weten dat ik dit afwijs. In
tegendeel zelfs, heb ik besloten u te plaatsen in een b.b.i.-regime op grond van uw functioneren in het z.b.b.i.-regime. (...)”.

4.3. De beroepscommissie is van oordeel dat de selectiefunctionaris op basis van de summiere en weinig concrete informatie uit het selectieadvies van de inrichting niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot uitplaatsing van klager uit de
z.b.b.i. Daar komt bij dat de in het advies in algemene termen omschreven gedragingen van klager door klager inhoudelijk zijn bestreden en dat in de kern daarop niet meer inhoudelijk is gereageerd. Het beroep is daarom gegrond en de bestreden
beslissing
zal worden vernietigd.

4.4. Nu de gevolgen voor de bestreden beslissing niet meer ongedaan te maken zijn, acht de beroepscommissie termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming. De beroepscommissie oordeelt dat klager in de periode van 2 oktober 2012 tot 19
november 2012 ten onrechte in een b.b.i. heeft verbleven. De beroepscommissie stelt de hoogte van financiële tegemoetkoming vast op € 150,=.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 150,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 23 januari 2013

secretaris voorzitter

Naar boven