Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3196/GB, 22 januari 2013, beroep
Uitspraakdatum:22-01-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/3196/GB

Betreft: [klager] datum: 22 januari 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 29 augustus 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in het PPC van de locatie Zwolle Zuid ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 8 juni 2012 gedetineerd. Hij was als preventief gehechte in het huis van bewaring (h.v.b.) van de locatie Zuid te Arnhem geplaatst. Op 23 juli 2012 is hij geplaatst in het PPC van de locatie Zwolle Zuid.

3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
De beslissing op klagers bezwaarschrift is hem pas op 10 oktober 2012 uitgereikt. Hij wil graag in een regulier h.v.b. worden geplaatst. PPC-plaatsing is niet nodig. Er heeft één incident plaatsgevonden, maar dat is geen aanleiding om hem in een PPC te
plaatsen. Zijn mentor M. ziet ook geen reden om hem in een PPC te plaatsen. Een ander kan de extra zorg wellicht beter gebruiken. Hij heeft een motivatiebrief geschreven voor de psycholoog, maar daar is nog niets mee gedaan. Er is geen sprake van
psychische problematiek, waardoor klager in een PPC zou moeten blijven.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager is op indicatie van een gedragskundige voorgesteld voor plaatsing in een PPC. Door het PMO is vastgesteld dat sprake is van psychische problematiek. Het gemelde incident past binnen de aangegeven problematiek. Klager heeft ook
ingestemd/toestemming gegeven. De zorgvraag was/is behandeling. Op dit moment is de indicatie nog actueel en niet opgeheven. Klager is geplaatst in het PPC te Zwolle, omdat hij voor het parket Zutphen is gedetineerd en zijn GBA-adres in Winterswijk is.
Als klager een verzoek wil doen om geplaatst te worden in een regulier h.v.b. dan kan hij dat bespreken met zijn begeleiders.

4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.

4.2. In artikel 20c van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (de Regeling) wordt bepaald dat in een PPC gedetineerden kunnen worden geplaatst ten aanzien van wie: “a. in verband met een psychiatrische stoornis, een
persoonlijkheidsstoornis, psychosociale problematiek, verslavingsproblematiek of een verstandelijke beperking, forensische zorg is geïndiceerd; b. in verband met de vraag of forensische zorg is geïndiceerd, nadere observatie is vereist.” In de
toelichting op deze bepaling is aangegeven dat de PPC’s worden aangewezen als huis van bewaring en als gevangenis (op grond van artikel 9 van de Pbw) bestemd voor de onderbrenging van gedetineerden die een bijzondere opvang behoeven (op grond van
artikel 14 van de Pbw).

4.3. De beslissing tot plaatsing in of overplaatsing naar het PPC wordt conform artikel 15 van de Pbw door de selectiefunctionaris genomen. In de toelichting op artikel 20c van de Regeling wordt daarover het volgende aangegeven: “Daaraan voorafgaand
brengt de directeur van de inrichting waar de gedetineerde op dat moment verblijft aan de selectiefunctionaris advies uit over de behoefte aan forensische zorg, op basis van screening en indicatiestelling door het psycho-medisch overleg (PMO) van de
inrichting of het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie.”

4.4. Uit het selectieadvies van 18 juli 2012 van de locatie Zuid volgt dat klager daar op een EZV verbleef, er sprake was van psychische problematiek en klager vaak problemen met medicatie had. Het PMO heeft geadviseerd om klager in een PPC te
plaatsen. Gelet op het vorenstaande kan de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal
derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 22 januari 2013

secretaris voorzitter

Naar boven