nummer: 12/1794/GA
betreft: [klager] datum: 22 januari 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M.R. Kok, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 15 mei 2012 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 18 september 2012, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur bij de p.i. Almere gehoord. Omdat, in verband met de veiligheidseisen, geen vervoer van klager naar de
zitting kon worden geregeld, zijn klager en de raadsman in staat gesteld het beroep schriftelijk toe te lichten en om te reageren op hetgeen door de directeur ter zitting van 18 september 2012 naar voren is gebracht. Klagers raadsman heeft van die
gelegenheid gebruikgemaakt.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. de verlenging van klagers vermelding op de lijst gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (de GVM-lijst) en zijn status daarbij;
b. de aan klager, in het kader van zijn plaatsing op de GVM-lijst, opgelegde toezichtmaatregelen.
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het opleggen van toezichtmaatregelen naar aanleiding van een vermelding op de GVM-lijst is een beslissing van de directeur van de inrichting waar de gedetineerde verblijft. Klager is door de directeur niet gehoord, hij heeft geen tegemoetkoming
ontvangen en het betreft beslissingen van de directeur. De directeur dient daarom een eigen belangenafweging te maken. Dat heeft hij in dit geval onvoldoende gedaan. Het beroep dient daarom gegrond te worden verklaard en aan klager dient een
tegemoetkoming uitgekeerd te worden.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In beroep wordt met name ingegaan op de vraag of klager al dan niet gehoord diende te worden alvorens de betreffende maatregelen aan klager werden opgelegd. In de inrichting werd de daarop betrekking hebbende regeling in het verleden niet juist
toegepast. Inmiddels wordt wel volgens de regels gewerkt. Klager is door het Operationeel Overleg (OO) op de lijst van gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (de GVM-lijst) geplaatst met de status ‘verhoogd’. Volgens de directeur is het
niet vereist dat er in alle gevallen eerst gehoord wordt alvorens tot oplegging van de maatregelen wordt overgegaan. In bepaalde gevallen is er sprake van standaardaspecten en – maatregelen die moeten worden toegepast. De directeur is inmiddels van
mening dat het beter is om een gedetineerde voorafgaand aan de oplegging van dergelijke maatregelen te horen. In zoverre zijn de klachten van klager leermomenten geweest voor de inrichting. In de inrichting wordt maandelijks intern overlegd ten aanzien
van de noodzaak van voortduring van de maatregelen die opgelegd zijn aan gedetineerden die op de GVM-lijst staan. De soort maatregelen die moeten worden toegepast worden min of meer gedicteerd door de GVM-circulaire. De inrichting dient die maatregelen
uit te voeren. De directeur merkt nog op dat het uiteraard niet de bedoeling is dat gedetineerden bij de nachtcontroles gewekt worden. Er dient sprake te zijn van een visuele inspectie. Daarbij is het uiteraard wel goed mogelijk dat klager daarbij
wakker wordt. Hij wordt echter niet gewekt door het personeel.
3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a:
Met betrekking tot de plaatsing op en de bepaling van de status op de GVM-lijst geldt dat dit geen beslissing is van de directeur als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Pbw. Hetgeen in beroep naar voren is gebracht ten aanzien van dit onderdeel
van het beklag kan daarom niet leiden tot een ander oordeel dan dat van de beklagcommissie. Het beroep is in zoverre ongegrond.
Ten aanzien van onderdeel b:
De beroepscommissie kan zich niet verenigen met de uitspraak van de beklagcommissie. De onderhavige klachten zien, nu de directeur de betreffende toezichtmaatregelen heeft opgelegd, op beslissingen van de directeur als bedoeld in artikel 60, eerste
lid,
van de Pbw. Klager had daarom moeten worden ontvangen in zijn beklag. De uitspraak van de beklagcommissie zal daarom in zoverre worden vernietigd en klager zal alsnog ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag.
Aan klager zijn bij beslissing van 19 december 2012 een aantal toezichtmaatregelen opgelegd, verband houdende met klagers vermelding op de GVM-lijst met de status ‘verhoogd’. De beroepscommissie acht het gewenst dat een gedetineerde, alvorens hem
toezichtmaatregelen als de onderhavige worden opgelegd, door de directeur wordt gehoord. De directeur dient immers bij het nemen van die beslissing een belangenafweging te maken tussen het algemeen belang van een ongestoorde tenuitvoerlegging en het
persoonlijk belang van de gedetineerde op een zo minimaal mogelijke beperking van zijn bewegingsvrijheid. Als onweersproken is komen vast te staan dat klager niet is gehoord alvorens de bestreden beslissing is genomen. Die beslissing is daarom
onvoldoende zorgvuldig tot stand gekomen. Het beroep zal daarom in zoverre gegrond worden verklaard.
De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een financiële tegemoetkoming en zal de hoogte daarvan vaststellen op € 50,=.
Ten aanzien van de toezichtmaatregelen merkt de beroepscommissie nog op dat uit vaste jurisprudentie volgt dat voor de oplegging van extra toezichtmaatregelen verwijzing naar klagers plaatsing op de GVM-lijst onvoldoende is. De directeur dient een
eigen
belangenafweging te maken, welke minimaal maandelijks dient te geschieden en schriftelijk dient te worden vastgelegd. De beroepscommissie gaat er bij haar beslissing vanuit dat de directeur een dergelijke belangenafweging steeds zal blijven maken.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond ten aanzien van onderdeel a van het beklag en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond ten aanzien van onderdeel b van het beklag, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart klager ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dat onderdeel van het beklag gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, mr. U.P. Burke en mr. dr. H.K. Fernandes Mendes, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 januari 2013
secretaris voorzitter