Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2552/GA e.a., 30 november 2012, beroep
Uitspraakdatum:30-11-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2552/GA, 12/2579/GA, 12/2581/GA en 12/2653/GA

betreft: [klager] datum: 30 november 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van de bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) locatie Maastricht,

en

van [...], verder te noemen klager,

gericht tegen de uitspraken van 25 juli 2012 en 27 juli 2012 van de beklagcommissie bij voormeld PPC, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraken waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak zijn gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 9 november 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S. de Schutter, en [...] en [...], respectievelijk plaatsvervangend
vestigingsdirecteur en juridisch medewerker bij het PPC locatie Maastricht. Klager en diens raadsvrouw hebben ter zitting meegedeeld dat klager zijn beroep (met kenmerken: 12/2552/GA en 12/2653/GA) intrekt, voor zover dat is gericht tegen de
gegrondverklaring van klagers klachten, maar dat hij zijn beroep handhaaft voor zover de beklagcommissie aan klager nog geen tegemoetkoming heeft toegekend.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, van 20 april 2012 tot 4 mei 2012, welke ordemaatregel extern ten uitvoer werd gelegd op de landelijke afzonderingsafdeling van de locatie De
Schie te Rotterdam;
b. de verlenging van de onder a. genoemde ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel met veertien dagen, van 4 mei 2012 tot 18 mei 2012, welke ordemaatregel extern ten uitvoer werd gelegd op de landelijke
afzonderingsafdeling
van de locatie De Schie te Rotterdam;
c. de verlenging van de onder b. genoemde ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel met veertien dagen, van 18 mei 2012 tot 1 juni 2012, welke ordemaatregel extern ten uitvoer werd gelegd op de landelijke
afzonderingsafdeling van de locatie De Schie te Rotterdam;
d. de verlenging van de onder c. genoemde ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel met veertien dagen, van 1 juni 2012 tot 15 juni 2012, welke ordemaatregel extern ten uitvoer werd gelegd op de landelijke
afzonderingsafdeling van de locatie De Schie te Rotterdam;
e. de verlenging van de onder d. genoemde ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel met veertien dagen, van 15 juni 2012 tot 29 juni 2012, welke ordemaatregel extern ten uitvoer werd gelegd op de landelijke
afzonderingsafdeling van de locatie De Schie te Rotterdam;
f. de verlenging van de onder e. genoemde ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel met veertien dagen, van 29 juni 2012 tot 13 juli 2012, welke ordemaatregel extern ten uitvoer werd gelegd op de landelijke
afzonderingsafdeling van de locatie De Schie te Rotterdam; en
g. de verlenging van de onder f. genoemde ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel met veertien dagen, van 13 juli 2012 tot 27 juli 2012, welke ordemaatregel extern ten uitvoer werd gelegd op de landelijke
afzonderingsafdeling van de locatie De Schie te Rotterdam.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraken weergegeven. In de uitspraken is vermeld dat de beklagcommissie, nadat de directeur is gehoord, zal beslissen of aan klager een tegemoetkoming wordt
toegekend. De beklagcommissie heeft hierover tot op heden nog geen beslissing gegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
Door en namens de directeur is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is vanuit de p.i. Amsterdam Over-Amstel – via een aantal korte tussenstops – overgeplaatst naar het PPC locatie Maastricht. Hij
heeft een verleden van geweld en agressie. Klager krijgt een vierpersoonsbenadering in het PPC. In het PPC zou klager worden onderzocht en behandeld. Echter, klager heeft vanaf het begin alle medewerking aan zijn behandeling geweigerd. Klager neemt
veel
tijd van het personeel in beslag en er bestaat een constante dreiging op escalatie. Klager is dwingend en kan zich dreigend uitlaten jegens het personeel. Dit blijkt ook uit de opgemaakte rapportages. De directeur biedt aan deze rapportages te
overleggen. De psycholoog heeft de directeur geadviseerd dat de situatie onhoudbaar is en dat er geen reden is om klager in het PPC te houden. De combinatie van deze factoren heeft de directeur doen beslissen om klager de bestreden ordemaatregelen op
te
leggen. Overigens deed klager nooit mee als aan hem activiteiten werden aangeboden, zodat een ordemaatregel feitelijk nauwelijks verschil voor klager maakt. Voordat werd beslist om een ordemaatregel te verlengen werd telkens eerst contact gezocht met
de
locatie De Schie. Vanuit de locatie De Schie werd geadviseerd om klagers afzondering niet op te heffen. Voorafgaande aan de beslissingen om de maatregel te verlengen heeft de directeur steeds een nieuwe afweging gemaakt. De directeur heeft de
selectiefunctionaris verzocht klager over te plaatsen. Of een gedetineerde uiteindelijk wordt overgeplaatst wordt beslist door de selectiefunctionaris.

Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft gedurende zijn gehele verblijf in het PPC Maastricht in afzondering verbleven; dan wel op zijn eigen cel in het PPC dan wel op
een
afzonderingscel in de locatie De Schie. Klager is het beu dat hij de gehele dag wordt opgesloten. De psycholoog heeft in 2011 geadviseerd klager in een kliniek te plaatsen. Dit is nooit gebeurd. De directeur van het PPC is op onmenselijke wijze met
klager omgegaan. De directeur heeft geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat klager een bedreiging vormt in het PPC.

3. De beoordeling
De directeur heeft verzocht hem in de gelegenheid te stellen rapportages van klager over te leggen. De beroepscommissie acht zich voldoende ingelicht om op het beroep te beslissen en wijst om die reden het verzoek van de directeur af.

Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Pbw, in verbinding met artikel 23, eerste lid, onder a, van de Pbw kan de directeur aan een gedetineerde een ordemaatregel van plaatsing in afzondering opleggen, indien dat noodzakelijk is in het belang van
de
handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Die afzondering kan ten hoogste twee weken duren. Op grond van artikel 24, derde lid, van de Pbw kan de directeur de
afzondering van een gedetineerde telkens voor ten hoogste twee weken verlengen, indien hij van oordeel is dat de noodzaak tot afzondering nog steeds bestaat.

Uit de schriftelijke mededelingen van de ordemaatregelen vloeit voort dat de ordemaatregelen zijn opgelegd en verlengd, omdat klager weigert mee te werken aan een behandeling en omdat er risico bestaat op escalatie. Ter zitting stelt de directeur zich
op het standpunt dat klagers afzondering noodzakelijk was in het belang van de orde en veiligheid in de inrichting en noemt ter ondersteuning daarvan een aantal algemene omstandigheden, zoals klagers verleden van geweld en agressie, de noodzaak van een
meerpersoonsbenadering, diens weigering van behandeling en het gegeven dat klager zich dreigend kan uiten jegens het personeel en de directeur.

Hoewel de beroepscommissie het aannemelijk acht dat klager dwingend (en soms dreigend) gedrag kan vertonen, is het haar niet gebleken dat klagers gedrag in het PPC consequent van dien aard is geweest, dat het noodzakelijk was om klager telkens een
ordemaatregel van afzondering op te leggen. Immers, uit de schriftelijke mededelingen van de ordemaatregelen noch uit hetgeen de directeur ter zitting heeft aangevoerd is gebleken van concrete feiten en omstandigheden waaruit kan worden opgemaakt dat
klager met zijn gedrag stelselmatig onrust heeft veroorzaakt in de inrichting. Ook is niet gebleken van incidenten in het PPC waarbij klager betrokken is geweest. Voorts acht de beroepscommissie het onaannemelijk dat de directeur voorafgaande aan zijn
beslissingen telkens een nieuwe afweging heeft gemaakt, nu de maatregelen telkenmale, om dezelfde redenen, zijn verlengd, terwijl klager niet of nauwelijks de kans is gegeven om te laten zien dat het niet nodig is hem steeds af te zonderen. Overigens
overweegt de beroepscommissie dat een gedetineerde op grond van de wet niet verplicht is mee te werken aan een behandeling. Gelet op het vorenstaande is het de beroepscommissie onvoldoende gebleken dat het telkens opleggen en verlengen van de
ordemaatregelen noodzakelijk was in het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming, als bedoeld in artikel 23 van de Pbw. Daarmee is niet voldaan aan de
eisen die de Pbw stelt aan het opleggen en verlengen van een ordemaatregel. Het beroep van de directeur zal derhalve ongegrond worden verklaard en de uitspraken van de beklagcommissie zullen met aanvulling van de gronden worden bevestigd.

Klager heeft beroep ingesteld, omdat de beklagcommissie klager nog geen tegemoetkoming heeft toegekend. Nu ook de directeur beroep heeft ingesteld tegen de uitspraken van de beklagcommissie, heeft de beroepscommissie in beroep de beklagen ten gronde en
in volle omvang beoordeeld. Omdat de beklagcommissie thans nog geen uitspraak heeft gedaan over het al dan niet toekennen van een tegemoetkoming, zal de beroepscommissie om proceseconomische redenen in eerste en enige instantie beslissen over het
toekennen van een tegemoetkoming. De beroepscommissie is van oordeel dat, nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissingen van de directeur niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden, aan klager een tegemoetkoming toegekend dient te worden. Om die
reden
zal het beroep van klager gegrond worden verklaard. Klager heeft in de periode waarover wordt geklaagd 98 dagen in afzondering in een afzonderingscel op de landelijke afzonderingsafdeling van de locatie De Schie verbleven. Gelet op de door de
beroepscommissie in soortgelijke gevallen toegekende tegemoetkoming – namelijk € 10,= per dag dat een gedetineerde ten onrechte een ordemaatregel van afzondering in een afzonderingscel heeft ondergaan – zal de beroepscommissie aan klager een
tegemoetkoming toekennen van € 980,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep van de directeur ongegrond en bevestigt de uitspraken van de beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is ingesteld, met aanvulling van de gronden.
De beroepscommissie verklaart het beroep van klager over het feit dat de beklagcommissie hem (nog) geen tegemoetkoming heeft toegekend gegrond en bepaalt, om proceseconomische redenen, dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 980,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A. van Holten, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 30 november 2012

secretaris voorzitter

Naar boven