nummer: 12/3215/TB
betreft: [klager] datum: 21 januari 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een beslissing van 27 september 2012 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsman mr. R.J. Baumgardt om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De beoordeling
Ingevolge artikel 69, eerste en vierde lid Bvt juncto artikel 58, vijfde lid Bvt dient het beroepschrift tegen een beslissing tot plaatsing of overplaatsing uiterlijk op de zevende dag na die van de ontvangst van het afschrift van die beslissing te
worden ingediend.
Als dag van indiening geldt de dag waarop het beroepschrift door het secretariaat van de beroepscommissie wordt ontvangen, dan wel de dag die door of namens het hoofd van de inrichting is gestempeld op het beroepschrift of de enveloppe waarin dit wordt
verzonden.
Een na afloop van de termijn van zeven dagen ingediend beroepschrift is niettemin ontvankelijk, indien blijkt dat het beroepschrift zo spoedig is ingediend als redelijkerwijs van de indiener van het beroep kon worden verlangd.
De beslissing waarvan beroep is op 4 oktober 2012 aan klager uitgereikt. De beroepstermijn is aangevangen op 5 oktober 2012. Het beroepschrift is gedateerd op 10 oktober 2012. Noch het beroepschrift noch de enveloppe waarin dit is verzonden bevat een
dagstempel, door of namens het hoofd van de inrichting gezet. Het beroepschrift is evenmin in een herkenbare inrichtingsenveloppe verzonden. Teneinde bijtijds - op de zevende dag - de beroepscommissie te kunnen bereiken had de brief uiterlijk op de
zesde dag moeten zijn verzonden, en als uiterst poststempeldatum dus 10 oktober 2012 moeten dragen. Het poststempel op de enveloppe waarin het beroepschrift is verzonden vermeldt echter als datum 14 oktober 2012. De Algemene termijnenwet - die wel
invloed heeft op de ontvangst en registratie van het beroepschrift door het secretariaat (van de zaterdag naar de daaropvolgende maandag) - heeft geen invloed op de (on)tijdigheid van de verzending, die uiterlijk op 10 oktober 2012 had moeten
plaatsvinden.
Het beroepschrift is op 16 oktober 2012 op het secretariaat van de RSJ ontvangen.
Bij brief van 16 november 2012 is klager verzocht aan te geven op welke wijze en wanneer hij het beroepschrift heeft verzonden. Klager heeft in zijn brief van 20 november 2012 gesteld dat hij de bestreden beslissing op 7 oktober 2012 heeft ontvangen.
Volgens klager heeft hij op 8 oktober 2012 een handgeschreven brief opgesteld en deze brief heeft hij diezelfde dag aan het personeel van FPC Van der Hoevenkliniek gegeven. In die brief zou klager hebben aangegeven dat hij in een andere brief nadere
informatie zal geven. Op 10 oktober 2012 heeft klager een getypte brief op de post gedaan met nadere informatie.
De beroepscommissie is van oordeel dat nu de brief van 8 oktober 2012 niet op het secretariaat van de RSJ is ontvangen en klager in zijn brief van 10 oktober 2012 niet verwijst naar zijn eerdere brief van 8 oktober 2012 de brief van 10 oktober 2012 als
het beroepschrift moet worden beschouwd.
Ook indien de bestreden beslissing op 7 oktober 2012 aan klager zou zijn uitgereikt, zoals hij stelt, had het beroepschrift op 14 oktober 2012 op het secretariaat moeten zijn ontvangen. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden, op grond waarvan
kan
worden geoordeeld dat het beroepschrift zo spoedig is ingediend als redelijkerwijs van klager kon worden verlangd. Klager heeft, gelet op het vorenstaande, niet tijdig beroep ingesteld. Klager kan om die reden niet in zijn beroep worden ontvangen.
2. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 21 januari 2013
secretaris voorzitter