Nummer: 12/3024/GB
Betreft: [klager] datum: 17 januari 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 10 september 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar het huis van bewaring (h.v.b.) van de penitentiaire inrichting (p.i.) Ter Apel afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 24 april 2012 gedetineerd voor het parket Zutphen. Hij verblijft sedert 27 april 2012 in het h.v.b. van de locatie De Kruisberg Doetinchem.
3. De standpunten
3.1. Klager heeft het beroep als volgt toegelicht.
Klager verblijft al zes maanden in de locatie De Kruisberg en hij heeft slechts drie keer bezoek gekregen. Klager heeft zijn kinderen al zes maanden niet gezien. Klager woont in Groningen. Zijn ouders en zijn vrouw en kinderen willen hem graag zien,
maar het is te ver om op bezoek te komen. Klagers moeder heeft blijvend rugletsel. De huisarts van klagers moeder mag geen verklaringen meer afgeven en klagers moeder moet nu toestemming geven dat er contact kan worden opgenomen met haar huisarts. Dat
kan wel enige tijd duren.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Op 19 juni 2012 heeft de selectiefunctionaris een eerder overplaatsingsverzoek van klager afgewezen. Tegen die afwijzing is geen beroep ingesteld. Klager heeft op 28 augustus 2012 weer een verzoek tot overplaatsing ingediend en op 10 september 2012 is
dit verzoek afgewezen. Er is geen indicatie voor overplaatsing naar een andere inrichting op medische gronden.
Ingevolge artikel 18, vierde lid, van de Pbw kan zes maanden na afwijzing van een overplaatsingsverzoek opnieuw een overplaatsingsverzoek worden ingediend. Klager kan derhalve vanaf 19 december 2012 een nieuw verzoek indienen.
Het Bureau Individuele Medische Advisering (BIMA) heeft op 24 oktober 2012 de locatie De Kruisberg bericht dat op basis van de medische informatie van de huisarts is gebleken dat er geen mobiliteitsstoornissen bij klagers moeder zijn. Er is geen
indicatie voor overplaatsing naar een andere inrichting op medische gronden.
4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte, tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.
4.2. Artikel 18, vierde lid, van de Pbw, luidt als volgt. ”Indien het verzoekschrift, bedoeld in het eerste lid, is afgewezen, kan zes maanden na deze afwijzing opnieuw een dergelijk verzoekschrift worden ingediend.”
De selectiefunctionaris heeft eerder op 19 juni 2012 een soortgelijk overplaatsingsverzoek afgewezen. Het onderhavige verzoek valt binnen de termijn van eerdergenoemd artikel 18, vierde lid, van de Pbw. Op 24 oktober 2012 heeft het BIMA bericht dat
gebleken is dat er bij klagers moeder geen mobiliteitsstoornissen zijn en dat er geen indicatie is voor overplaatsing naar een andere inrichting op medische gronden.
Uit telefonische informatie van de secretaris van de beroepscommissie van 8 januari 2013 bij het BSD van de locatie De Kruisberg kwam naar voren dat klager (nog) geen nieuw verzoek tot overplaatsing heeft ingediend.
De beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en mede gezien het gegeven dat klager voor het parket Zutphen is gedetineerd en hij op grond van artikel 24, eerste lid, van de Regeling selectie,
plaatsing en overplaatsing van gedetineerden in beginsel in het arrondissement van vervolging wordt gedetineerd, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 17 januari 2013
secretaris voorzitter