Nummer: 12/3022/GB
Betreft: [klager] datum: 17 januari 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van
[...], verder te noemen klager, en mr. B. Kizilocak namens klager,
gericht tegen een op 24 september 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een huis van bewaring (h.v.b.) in de regio Rotterdam afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 29 maart 2012 gedetineerd. Hij verblijft sedert 30 maart 2012 in het h.v.b. van de penitentiaire inrichting (p.i.) Hoogeveen.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager zit in voorlopig hechtenis in verband met een strafzaak in het arrondissement Zwolle. Zijn gezin woont in Rotterdam en klagers familie moet meer dan 200 km afleggen om hem te kunnen bezoeken. Klagers moeder heeft een ontsteking aan de
alvleesklier en het ziekenhuis heeft haar afgeraden lang te reizen. De raadsman heeft een medische verklaring van de huisarts van klagers moeder overgelegd. De Officier van justitie heeft geen bezwaar tegen klagers verzoek om overplaatsing. Het
argument
van artikel 24 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden (de Regeling) dat plaatsing bij voorkeur geschiedt in het arrondissement van vervolging overtuigt in deze zaak niet, aangezien medeverdachten door heel Nederland zijn
geplaatst. Klager ziet niet in waarom sommige medeverdachten kennelijk wel ver buiten het arrondissement van vervolging geplaatst kunnen worden.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Het beleid is om preventief gehechten zo veel mogelijk binnen het arrondissement van insluiting te plaatsen in verband met de beschikbaarheid voor de rechtsgang en de transportkosten. Klager is ingesloten voor het parket te Zwolle en in beginsel is de
capaciteit van de inrichtingen te Rotterdam bestemd voor preventieven van het arrondissement Rotterdam. Slechts in bijzondere gevallen wordt een uitzondering gemaakt indien sprake is van een duidelijke sociale en/of medische indicatie, onderbouwd door
verklaringen van een deskundige. De informatie van de huisarts over de gezondheidstoestand van klagers moeder lijkt onvoldoende om de bestreden beslissing te herzien. In overleg met het BSD van de p.i. Hoogeveen is besloten om klager opnieuw in de
gelegenheid te stellen een overplaatsingsverzoek in te dienen, hetgeen zal worden voorgelegd aan het Bureau Individuele Medische Advisering (BIMA). Indien klager veroordeeld wordt kan hij zijn voorkeur kenbaar maken voor een gevangenis dichtbij de
woonplaats van zijn familie.
4. De beoordeling
4.1. Klager behoort, gelet op zijn status als preventief gehechte tot de categorie gedetineerden voor opneming van wie de huizen van bewaring zijn bestemd.
4.2. Voor de selectie van gedetineerden geldt het uitgangspunt dat voorlopig gehechten, gelet op het belang van een goede rechtsgang, in een h.v.b. worden geplaatst in dan wel nabij het arrondissement van vervolging. Bij aanwezigheid van bijzondere
omstandigheden kan op dit plaatsingsbeleid een uitzondering worden gemaakt. Hetgeen klager heeft aangevoerd omtrent de bezoekmogelijkheden kan niet als een dergelijke bijzondere omstandigheid worden aangemerkt. Bezoekproblemen zijn in zekere mate
inherent aan de detentiesituatie, terwijl uit de medische informatie over de moeder van klager niet zonder meer blijkt dat zij niet tot reizen naar Hoogeveen in staat moet worden geacht.
Klager is in de gelegenheid gesteld om opnieuw een overplaatsingsverzoek in te dienen.
Uit telefonische informatie van de secretaris van de beroepscommissie van 8 januari 2013 bij het BSD van de p.i. Hoogeveen is gebleken dat klager geen nieuw verzoek tot overplaatsing heeft ingediend.
De beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 17 januari 2013
secretaris voorzitter