Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0266/GA, 14 juni 2002, beroep
Uitspraakdatum:14-06-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/266/GA

betreft: [klager] datum: 14 juni 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 1 februari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. Ch.G.Koopman, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 28 januari 2002 van de beklagcommissie bij de locatie Alphen aan den Rijn te Alphen aan den Rijn,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 april 2002, gehouden in de locatie Zoetermeer te Zoetermeer, is gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsman mr. Ch.G. Koopman.

De directeur van de locatie Alphen aan den Rijn heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft – voorzover in beroep aan de orde - de afwijzing van een verzoek om incidenteel verlof, wegens een positieve uitslag van een urinecontrole.

De beklagcommissie heeft het beklag in zoverre ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ik ben een zelfmelder. Ik heb me altijd overal aan gehouden en ik ben altijd eerlijk geweest. Ik had ook kunnen zeggen dat mijn zus was overleden, dan had ik wel toestemming voor verlof gekregen. Nu ik in alle eerlijkheid heb gezegddat ik naar het WK veldrijden wilde, omdat mijn zoon daaraan meedeed, heeft men besloten mij geen verlof toe te kennen.
Overigens had het bureau selectie- en detentiebegeleiding (b.s.d.) al begin januari op mijn verlofverzoek moeten reageren. Het b.s.d. heeft de taak om elk verzoek direct in behandeling te nemen. Nu dit niet is gebeurd, ben ikeigenlijk dubbel gestraft voor iets dat veel later heeft plaatsgevonden.
Op 7 februari 2002 heb ik wel verlof gehad, omdat mijn zus erg ziek was. Om diezelfde reden heb ik inmiddels nog een keer verlof toegekend gekregen en daarnaast ben ik een keer op incidenteel verlof geweest. Er is mij verteld datincidenteel verlof alleen mogelijk is binnen bepaalde grenzen. Waarom wordt er niet gewoon gekeken of ik regels overtreed? De positieve uitslag van de urinecontrole klopte niet. Die was veroorzaakt door de medicijnen die ik inverband met hartritme stoornissen gebruik. Ik gebruik geen drugs. Na de eerder genoemde verloven is er ook nooit een positieve uitslag van een urinecontrole geconstateerd. Ik heb geen contra-expertise laten doen, aangezien mij werdverteld dat ik zou worden overgeplaatst indien ik in beklag zou gaan tegen de beslissing van de directeur.
Inmiddels heb ik een verzoek ingediend voor overplaatsing naar een open inrichting. Ik hoop dat dit verzoek wordt ingewilligd.

Namens klager is daaraan het volgende toegevoegd.
Op het moment dat klager een verlofaanvraag heeft ingediend, waren er vier maanden verlopen sinds de positieve uitslag van de urinecontrole. Er is niet in enige wet of regelgeving neergelegd dat klager eerst zes maanden na eenpositieve uitslag van een urinecontrole recht heeft op verlof. Bij de behandeling ter zitting van de beklagcommissie bleek dat dit beleid was van de inrichting. Als er al sprake is van beleid dan is dit niet op schrift gesteld. Depositieve uitslag is inmiddels bijna zes maanden geleden geconstateerd. De uitslag is overigens destijds betwist. Klagers lichamelijke conditie laat het gebruik van amfetamine niet eens toe, terwijl het gevonden gehalte zo hoog wasdat dit nooit op een gebruik van tien dagen eerder tijdens klagers laatste verlof heeft kunnen wijzen. In de inrichting heeft klager in ieder geval geen amfetamine (kunnen) gebruik(t)en.
Inmiddels heeft klager twee keer zijn zus mogen bezoeken. Dit is beide keren goed gegaan. Ook tijdens eerdere detenties heeft klager geen problemen gehad tijdens verlof.
De beslissing van de directeur is niet meer terug te draaien. Klagers zoon heeft het goed gedaan tijdens het WK veldrijden, maar kan het niet meer overdoen. Wel zou de beroepscommissie klager een extra verlofweekend kunnen toekennenter compensatie van het door hem ondervonden ongemak. Tenslotte heeft klager niets fout gedaan en is de ‘zes maanden regeling’ niet (op schrift) gesteld.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet nader toegelicht.

3. De beoordeling
Gebleken is dat klager een verzoek tot incidenteel verlof heeft ingediend, om de wereldkampioenschappen veldrijden in België bij te wonen waaraan zijn zoon deelnam.

Ingevolge artikel 21, eerste lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, d.d. 24 december 1998 (nr. 733726/98/DJI) kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeervan de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Daarenboven bepaalt artikel 5,eerste lid, van diezelfde regeling dat het de gedetineerde niet is toegestaan tijdens het algemeen, regiemsgebonden of incidenteel verlofNederland te verlaten.
Reeds om die reden kan de beslissing van de directeur om het verzoek van klager af te wijzen naar het oordeel van de beroepscommissie niet worden aangemerkt als in strijd met de wet, noch als onredelijk of onbillijk.

Nu de directeur de afwijzing van klagers verlofaanvraag heeft gebaseerd op de positieve uitslag van een urinecontrole, overweegt de beroepscommissie het volgende.
Op grond van artikel 2, tweede lid, van de Ministeriële regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen, d.d. 10 juni 1999 (nr. 726428/98/DJI) in verband met artikel 4, onder c, van de Regeling tijdelijk verlaten van deinrichting, kan de directeur verlof weigeren, als er sprake is van (een vermoeden van) gebruik van gedragsbeïnvloedende middelen.
De directeur dient bij geconstateerd harddrugsgebruik in geval van een verzoek tot incidenteel verlof op grond van het drugsontmoedigingsbeleid (d.d. 1 april 1998) een belangenafweging te maken tussen het belang van klager bij hetaangevraagde verlof en het belang van de inrichting bij het afwijzen daarvan (orde en veiligheid). Dat in het onderhavige geval het belang van de inrichting zwaarder heeft gewogen, is naar het oordeel van de beroepscommissie in hetlicht van het vorenstaande niet onredelijk of onbillijk en evenmin in strijd met de wet.
De beroepscommissie zal het beroep derhalve ongegrond verklaren.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H.B. Greven en mr. drs. A. Rook, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.R. Kruithof, secretaris, op 14 juni 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven