nummer: 11/4456/GA (einduitspraak)
betreft: [klager] datum: 22 november 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. E.A. Blok, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 5 december 2011 van de beklagcommissie bij de locatie Zuyder Bos te Heerhugowaard,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 16 mei 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, is klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. E.A. Blok, gehoord. De plaatsvervangend vestigingsdirecteur van de locatie
Zuyder
Bos, [...], heeft schriftelijk laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen.
Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting is de behandeling van dit beroep aangehouden teneinde nader onderzoek te doen naar de gevonden steekwapens. Op 17 september 2012 zijn twee piw-ers gehoord. Klagers raadsvrouw was hierbij aanwezig en
hiervan is verslag opgemaakt.
Ter zitting van de beroepscommissie van 30 oktober 2012, gehouden in de p.i. Amsterdam Over-Amstel, is de behandeling van dit beroep voortgezet. Hierbij zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. E.A. Blok, en [...], de plaatsvervangend
vestigingsdirecteur van de locatie Zuyder Bos.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een strafcel wegens de vondst van twee steekwapens in klagers cel op 30 april 2011;
b. het feit dat klagers recht op bezoek is geschonden tijdens zijn verblijf in de strafcel;
c. het feit dat klager na diverse terugbelverzoeken van zijn raadsvrouw niet in de gelegenheid is gesteld haar terug te bellen;
d. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen in afwachting van overplaatsing naar een andere inrichting wegens het risico op onverantwoord gedrag met mogelijke bedreiging van het
personeel;
e. de verlenging van de ordemaatregel;
f. het feit dat klager zijn spullen niet bij zich mocht houden tijdens zijn verblijf in de strafcel en zijn radio en spelcomputer (GameCube) zijn verdwenen;
g. het feit dat klager is geselecteerd voor een inrichting met een BGG-regime.
De beklagcommissie heeft het beklag onder a., b., c. en f. ongegrond verklaard, het beklag onder d. en e. gegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag onder g., op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
De beklagcommissie heeft een tegemoetkoming van tweemaal € 15,= toegekend vanwege de gegrondverklaring van klagers beklag onder d. en e.
2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager wordt op alle mogelijke manieren gestraft. Hij verblijft nog steeds in een BGG-regime. De laatste maanden is zijn gedrag erg goed. Ten
aanzien van de gevonden steekwapens heeft klager steeds consistent en gedetailleerd verklaard. Klager weet niet wie de steekwapens in zijn cel heeft gelegd, maar hij heeft het in ieder geval niet zelf gedaan. Het zou ermee te maken kunnen hebben dat
bij
het personeel bekend is dat klager is veroordeeld voor een zedenmisdrijf. Hij heeft er alles aangedaan om zijn onschuld te bewijzen. Hij heeft verzocht de steekwapens te zien, hij heeft gevraagd waar de steekwapens in zijn cel zijn aangetroffen en hij
heeft verzocht getuigen te laten horen. De directeur is klager hierin op geen enkele manier tegemoetgekomen, maar heeft alleen geantwoord dat wordt uitgegaan van het schriftelijke verslag, - een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal - van het incident.
Klager heeft pas in beklag te horen gekregen hoe de aangetroffen steekwapens eruit zagen. De directeur heeft aangegeven dat de steekwapens inmiddels zijn vernietigd. Er zijn ook geen foto’s van gemaakt. Volgens klager heeft hij geen mogelijkheden meer
om zijn standpunt te onderbouwen. Er is geen sprake geweest van een “fair trial”. Mocht het beklag onder a. gegrond worden verklaard, dan wil klager dat de klachten onder d., e. en g. op materiële gronden gegrond worden verklaard.
Voorts is op 30 oktober 2012 het volgende nader toegelicht.
Vóór dit incident is er een televisie-uitzending geweest. Klager was onherkenbaar in beeld, maar kennelijk is hij toch herkend. Sindsdien speelde het delict op de afdeling. De piw-ers wisten dat klager voor een zedendelict gedetineerd zat en dat klager
daarom niet geliefd was. De tip van de tipgever is niet nader onderzocht. Klager is een oor aangenaaid. Hij weet niet of het personeel of medegedetineerden de voorwerpen op zijn cel hebben geplaatst. Op het moment dat de cel werd doorzocht, verbleef
klager in een isolatiecel. Hij heeft de voorwerpen nimmer gezien, terwijl er altijd een confrontatie is bij het horen en afhandelen van een rapport. Eén van de piw-ers heeft geen steekwapen gezien en de andere piw-er heeft één voorwerp gezien. Doordat
klager heeft gevraagd naar de voorwerpen, is hij extra gestraft. Hij heeft geen idee wie de voorwerpen in zijn cel heeft geplaatst. Dat kan iedereen geweest zijn, ook het personeel. Door deze gedachtegang is de afzonderingsmaatregel opgelegd. Klager
heeft niemand beschuldigd, maar het is een optie. Gezien het onschuldbeginsel is er teveel twijfel om klager een straf op te leggen. Inmiddels verblijft klager niet meer in een BGG-regime.
Ten aanzien van het ontvangen van bezoek licht klager toe dat hij normaal gesproken op dinsdagochtend tussen 8.00 en 9.00 uur de gelegenheid had bezoek te ontvangen. Klager had een aantal beklagzaken lopen en het afdelingshoofd heeft gevraagd of klager
van plan was deze beklagen in te trekken. Een personeelslid heeft klager beloofd dat hij dan op woensdag bezoek zou mogen ontvangen. Klager heeft de beklagen ingetrokken, maar is vervolgens helemaal niet in de gelegenheid gesteld bezoek te ontvangen.
Verder geeft klagers raadsvrouw aan dat zij in de maand mei van 2011 minimaal drie keer per week een terugbelverzoek heeft gedaan, maar dat zij klager in die periode in totaal maar ongeveer vijf keer heeft kunnen spreken. De exacte data van de
terugbelverzoeken zijn niet bijgehouden. De terugbelverzoeken waren volgens klagers raadsvrouw spoedeisend, aangezien zij klager wilde spreken over de beklagzaken.
Ten aanzien van de vermissing van zijn spullen heeft klager het volgende aangegeven. Klager heeft in totaal 26 dagen in een strafcel/afzonderingscel doorgebracht en is vervolgens overgeplaatst naar afdeling B. Klager mocht niets meenemen naar de
strafcel. Zijn spullen (waaronder zijn GameCube en radio) heeft hij niet zelf ingepakt, omdat hij niet meer terug mocht naar zijn cel. Klager heeft aan het afdelingshoofd van afdeling B gevraagd of hij zijn spullen weer terug kon krijgen. Vervolgens
heeft hij een paarse GameCube teruggekregen, die niet van hem is. Klager had namelijk een zwarte GameCube. Zijn radio heeft hij na ongeveer anderhalve maand/ twee maanden weer teruggekregen. Klager heeft de paarse GameCube bij zijn overplaatsing
achtergelaten in de locatie Zuyder Bos.
De directeur heeft verwezen naar het standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie en naar de rapportages. Klager verbleef in een regime van algehele gemeenschap. Dit betekent dat de celdeur open is, maar dat de verantwoordelijkheid voor
voorwerpen op cel bij de gedetineerde blijft. Indien gewenst kan een gedetineerde vragen om de celdeur te sluiten en dat gebeurt dan ook. Klager verbleef op een eenpersoonscel. Hij heeft zelf ook verklaard dat hij gevaar liep. Het is de directeur
bekend
dat een kwetsbare gedetineerde zorgt voor ‘afweermiddelen’. De gevonden voorwerpen kunnen afweermiddelen zijn. Klagers suggestie dat het personeel de voorwerpen op zijn cel geplaatst kunnen hebben, vindt de directeur een behoorlijke aantijging met
betrekking tot de integriteit van het personeel. De voorwerpen zijn vernietigd. Deze zijn niet gefotografeerd. Nu worden gevonden voorwerpen wel bewaard.
3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt ten aanzien van beklagonderdeel a (disciplinaire straf) als volgt. Bij een tip van mogelijke aanwezigheid van steekwapens acht de beroepscommissie het vanzelfsprekend dat zorgvuldig dient te worden opgetreden. Uit het
verslag van 30 april 2011 volgt dat, nadat een medegedetineerde hierover getipt heeft, er een tweetal zelfgemaakte steekwapens zijn gevonden op klagers cel. Klagers cel is buiten de aanwezigheid van klager doorzocht. Voorts heeft een van de gehoorde
piw-ers in ieder geval één zelfgemaakt voorwerp gezien (het glazen steekwapen). De andere piw-er kan zich geen voorwerpen herinneren. De aangetroffen voorwerpen genoemd in het verslag van 30 april 2011 zijn gevonden door bewaarders.
Klager ontkent dat hij (zelfgemaakte) steekwapens in zijn cel had. In ieder geval zijn deze steekwapens, bewijsstukken, vernietigd.
De beroepscommissie acht het in een dergelijk geval aangewezen dat deze gevonden voorwerpen (een glazen steekwapen en een tandenborstel met daaraan een scheermes bevestigd) worden bewaard of op een andere wijze zoals hiervoor omschreven, worden
vastgelegd.
De beroepscommissie oordeelt dat deze gang van zaken – mede gezien de consequenties die hieraan verbonden kunnen worden en ook zijn verwezenlijkt – zorgvuldiger had gemoeten. De inhoud van één verslag, opgemaakt door piw-ers, terwijl de steekwapens
waarvan sprake is voor de bewijsvoering ontbreken, vormt onvoldoende grond om een disciplinaire straf op te leggen. Gezien het vooroverwogene dient de beslissing om aan klager een disciplinaire straf op te leggen, bij afweging van alle omstandigheden,
als onredelijk en onbillijk te worden aangemerkt. Dit beklagonderdeel zal daarom gegrond worden verklaard. Gezien het vooroverwogene zijn ook de klachtonderdelen d en e (materieel) gegrond. Immers, de maatregel van afzondering in afwachting van
overplaatsing en de verlenging van die maatregel zijn het gevolg van de disciplinaire straf wegens de vondst van steekwapens op klagers cel. Nu de gevolgen van de disciplinaire straf en de (verlenging) van de ordemaatregel van afzondering niet meer
ongedaan te maken zijn, zal de beroepscommissie aan klager een tegemoetkoming toekennen.
Ten aanzien van beklagonderdelen b (geen bezoek), c (contact raadsvrouw), f (het feit dat klager zijn spullen in de strafcel niet bij zich mocht houden en de vermissing van goederen), en g (selectiebeslissing) kan hetgeen is aangevoerd niet tot een
andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie.
De beroepscommissie beslist als volgt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond en vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie. Zij verklaart de beklagonderdelen a, d en e gegrond. Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 260,=.
De beroepscommissie verklaart het beroep voor het overige ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. F.G. Bauduin, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 22 november 2012
secretaris voorzitter