nummer: 12/3108/TA
betreft: [klager] datum: 4 januari 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door
Het hoofd van FPC De Rooyse Wissel te Venray, hierna genoemd de inrichting,
gericht tegen een uitspraak van 20 juli 2012 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, op het beklag van [...], verder te noemen klager,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, voor zover in beroep van belang, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 30 november 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S. Marjanovic en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting [...], juridisch
medewerker.
Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft a. een ordemaatregel van afdelingsarrest ingaande op 7 mei 2012 (beklagnummer in eerste aanleg: RV 2012/153) en b. de opschorting/intrekking van klagers onbegeleide verlof (beklagnummer in eerste aanleg: RV 2012/155).
De beklagcommissie heeft het beklag vermeld onder a. op formele gronden gegrond verklaard en voor het overige ongegrond verklaard en een tegemoetkoming van 22 x
€ 4,= toegekend en het beklag vermeld onder b. gegrond verklaard en een tegemoetkoming van € 10,= per gemiste werkdag en € 20,= per gemiste niet-werkdag in de periode 11mei 2012 tot en met 1 juni 2012 toegekend, op de gronden als in de aangehechte
uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van het hoofd van de inrichting en klager
Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ad a: Het afdelingsarrest, dat op 7 mei 2012 is ingegaan, is op 11 mei 2012 opgeheven. De beklagcommissie is uitgegaan van een onjuiste lezing van de feiten. Aangezien beklag tegen oplegging van afdelingsarrest pas openstaat nadat dit een week heeft
geduurd, is klager ten onrechte in het beklag ontvangen. Bij afdelingsarrest moet het pasje worden ingeleverd en zonder pasje mag een patiënt niet van de afdeling af. Vaststaat dat klagers afdelingsarrest op 11 mei 2012 is beëindigd en dat hij zijn
pasje heeft teruggekregen. Dit kan uitgezocht worden.
Nagegaan zal worden of het verlaten van de afdeling wordt geregistreerd. De deuren binnen de inrichting kunnen overigens ook door het personeel voor klager worden geopend.
Ad b: Klager had dagelijks onbegeleid verlof om buitenshuis te kunnen werken, maar er was geen sprake van een aaneengesloten periode van een week extern verblijf. Gelet op het bepaalde in artikel 56, tweede lid aanhef en onder a, van de Bvt is klager
niet-ontvankelijk in het beklag.
Subsidiair is aangevoerd dat verlofverlening afhankelijk is van klagers gedrag en van de vraag of er overeenstemming is tussen klager en de sociotherapeuten en het afdelingshoofd. In verband met klagers gedrag was het niet verantwoord om hem te laten
werken. In de tussentijd zijn er gesprekken met klager gevoerd en wordt hem nu weer verlof verleend.
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ad a: Het afdelingsarrest is niet op 11 mei 2012 beëindigd. De inrichting heeft dit in de beklagprocedure niet aangevoerd. Klager heeft zijn pasje pas op vrijdag 25 mei 2012 teruggekregen. Zonder pasje mag je niet van de afdeling af. Via het pasje kan
gecheckt worden wanneer klager weer van de afdeling af is gegaan.
De beslissing tot oplegging van afdelingsarrest is op 8 mei 2012 aan klager uitgereikt zonder dat daar voorwaarden in waren vermeld. Op 9 mei 2012 is opnieuw een schriftelijke mededeling aan hem uitgereikt, waarin wel voorwaarden waren opgenomen.
Ad b: Voor wat betreft de intrekking van klagers verlof wordt verwezen naar de jurisprudentie van de beroepscommissie die inhoudt dat bij de intrekking van verlof in verband met personeelsgebrek of de categorale intrekking van verlof het er niet toe
doet dat er geen sprake is van een aaneengesloten periode van zeven dagen. Verzocht wordt om analoge toepassing van die jurisprudentie.
Klager mocht pas weer op 1 juni 2012 naar het werk. Hij zit in zijn resocialisatiefase en het is voor hem van belang dat hij kan werken.
Klager volgt geen blokken in de inrichting, maar alleen buiten de inrichting. Voor hem is er geen verschil tussen intrekking van verlof en afdelingsarrest.
Bij brief van 4 december 2012 is door de beroepscommissie aan de vertegenwoordiger van het hoofd van de inrichting gevraagd op welke datum klagers afdelingsarrest feitelijk is geëindigd, op welke datum klagers pasje aan hem is teruggegeven en of via
het
pasje wordt/is geregistreerd wanneer klager de afdeling na afloop van zijn afdelingsarrest heeft verlaten en of de registratie aan de beroepscommissie kan worden overgelegd.
Bij brief van 10 december 2012 heeft de vertegenwoordiger van het hoofd van de inrichting geantwoord dat klagers afdelingsarrest op 11 mei 2012 om 16.30 uur is beëindigd in het Monitoring Informatiesysteem Terbeschikking Stelling (Mits). Aangezien een
beëindiging van een maatregel in Mits altijd gepaard gaat met de teruggave van de pas om de afdeling af te kunnen, heeft klager op 11 mei 2012 ook daadwerkelijk zijn pas ontvangen.
Bij brief van 21 december 2012, met bijlage, van de vertegenwoordiger van het hoofd van de inrichting is bericht dat uit het registratiesysteem volgt dat klager zijn vrijhedenpas op 12 mei 2012 om 15.50 uur heeft gebruikt.
Bij brief van 27 december 2012, met bijlage, heeft de vertegenwoordiger van het hoofd van de inrichting een uitdraai uit het registratiesysteem overgelegd waaruit volgt dat het afdelingsarrest is geëindigd op 11 mei 2012.
3. De beoordeling
Ad a: De beroepscommissie overweegt dat in beroep namens het hoofd van de inrichting is aangevoerd dat het afdelingsarrest op 11 mei 2012 is beëindigd. Desgevraagd zijn uitdraaien uit de binnen de inrichting gehanteerde registratiesystemen verstrekt
waaruit volgt dat het afdelingsarrest op 11 mei 2012 is geëindigd en dat klager op 12 mei 2012 weer gebruik heeft gemaakt van zijn vrijhedenpas.
De beroepscommissie is van oordeel dat uit de verstrekte inlichtingen volgt dat klagers afdelingsarrest daadwerkelijk op 11 mei 2012 is geëindigd. Nu het afdelingsarrest geen week heeft geduurd is, gelet op het bepaalde in artikel 57, eerste lid, van
de
Bvt, geen sprake van een beklagwaardige beslissing. De beroepscommissie zal derhalve op dit punt het beroep van het hoofd van de inrichting gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk verklaren
in het beklag.
Ad b: De beroepscommissie overweegt dat op grond van artikel 56, tweede lid, onder a, Bvt alleen kan worden geklaagd over intrekking van verlof, dat ten tijde van de intrekking een aaneengesloten periode van meer dan een week heeft geduurd, op grond
van
individuele omstandigheden van de betreffende verpleegde als bedoeld in artikel 50, derde lid, Bvt. Daarvan is in dit geval geen sprake nu het gaat om een dagelijks verlof van steeds een beperkt aantal uren om buiten de inrichting te kunnen werken.
Voorts is geen sprake van een categorale intrekking van verlof en/of een intrekking van verlof wegens personeelsgebrek, hetgeen zoals vastgelegd in vaste jurisprudentie van de beroepscommissie wel tot ontvankelijkheid zou kunnen leiden. Gelet op het
bovenstaande zal de beroepscommissie het beroep van het hoofd van de inrichting ook op dit punt gegrond verklaren, de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen en klager alsnog niet-ontvankelijk in het beklag verklaren.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in het beklag onder de nummers RV 2012/153 en RV 2012/155.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus,
voorzitter, drs. M.R. Daniel MPM en drs. J.E. Wouda, leden, in tegenwoordigheid van mr.
H.S. van Gemert, secretaris, op 4 januari 2013
secretaris voorzitter