nummer: 02/18/GA
betreft: [klager] datum: 14 juni 2002
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 20 december 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.H.W.Spoelstra, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak d.d. 17 december 2001 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer te Zoetermeer,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 22 april 2002, gehouden in de locatie Zoetermeer te Zoetermeer, zijn gehoord klager en de heer [...], unit-directeur bij voornoemde locatie. Klagers raadsman heeft schriftelijk laten wetenverhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a) de weigering klager de mogelijkheid te geven onderwijs te volgen, en
b) de disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel voor de duur van acht dagen - met als bijkomend gevolg overplaatsing naar een andere afdeling -, wegens bedreiging van een personeelslid.
De beklagcommissie heeft het beklag ten aanzien van beide onderdelen ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot onderdeel a) van het beklag wil ik slechts opmerken dat andere mensen wel terug mogen naar de onderwijsafdeling nadat ze een straf hebben uitgezeten. Ik mag dat niet en dat is oneerlijk.
Met betrekking tot onderdeel b) van het beklag het volgende. Er zijn iedere morgen twee momenten waarop mensen naar hun bezoek kunnen worden gebracht. De eerste is om 06.15 uur, de tweede is om 07.00 uur. Ik loop altijd om 07.00 uurmee, dus dat wilde ik de betreffende dag ook doen. Ik ben naar beneden gelopen en heb me gemeld bij de balie. Niemand wilde mij echter naar mijn bezoek brengen. Ik heb toen gezegd: „dit vergeet ik niet“. Dat is alles. De straf dieik heb gekregen was echt te hoog. Ik ben bovendien direct van de onderwijsafdeling geplaatst. Dit was mijn eerste verslag in negen maanden en ik ben meteen overgeplaatst. Dat gaat echt te ver.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Met betrekking tot onderdeel a) van het beklag het volgende. Op de inkomstenafdeling zijn de voorwaarden voor het volgen van onderwijs duidelijk. Een daarvan is zorgen dat je geen verslag krijgt. Klager heeft aan deze voorwaardenniet voldaan en is derhalve overgeplaatst naar een andere afdeling. Overigens prefereerde klager vaak zelf sport boven het volgen van onderwijs.
Met betrekking tot onderdeel b) van het beklag volhard ik in hetgeen ik heb aangevoerd bij de beklagcommissie. Volgens de dienstdoende penitentiair inrichtingswerker is klager opgehaald om 06.15 uur, maar wilde hij niet mee, omdatzijn bezoek pas om 07.00 uur zou komen. Zo werkt het echter niet. De bezoekregeling is slechts veranderd daar waar het bezoek in het weekend betreft; dat is niet meer toegestaan. De tijden voor het bezoek door de weeks zijn bekend,ook bij klager. Tussen 06.15 uur en 07.00 uur wordt er niet heen en weer gelopen, want dat geeft te veel rommel. Klager moest de betreffende dag om 06.15 uur mee; dat was zijn bezoektijd van die dag. Klager heeft er zelf voorgekozen niet mee te gaan. Het gaf dus geen pas dat hij vervolgens stennis ging schoppen, omdat hij om 07.00 uur niet meer mee kon.
3. De beoordeling
De beroepscommissie overweegt met betrekking tot de beide onderdelen van het beklag dat hetgeen in beroep is aangevoerd - voorzover dat is komen vast te staan - naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissingkan leiden dan die van de beklagcommissie. De beroepscommissie merkt daarbij nog op dat de beslissing van de directeur om aan klager een disciplinaire straf op te leggen en hem dientengevolge over te plaatsen naar een andereafdeling, waardoor hij niet meer in de gelegenheid is onderwijs te volgen, gelet op de aard en de ernst van de door klager geuite bedreiging - „als ik vrij kom dan wacht ik R. bij de deur op en dood ik hem“ –, niet kan wordenaangemerkt als in strijd met de wet, noch als onredelijk of onbillijk. Het feit dat deze bedreiging berustte op een misverstand betreffende de geldende bezoekregeling doet daaraan niet af. Het beroep zal derhalve ten aanzien van debeide onderdelen van het beklag ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van de beide onderdelen van het beklag ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.
Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H.B. Greven en mr. drs. A. Rook, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.R. Kruithof, secretaris, op 14 juni 2002.
secretaris voorzitter