Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2014/TB, 4 januari 2013, beroep
Uitspraakdatum:04-01-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2014/TB

betreft: [klager] datum: 4 januari 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. L.M. Oldenburg namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 15 juni 2012 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Ter zitting van de beroepscommissie van 19 december 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Vught, zijn gehoord klagers raadsman mr. A.R. Ytsma, en namens de Staatssecretaris [...], werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen van het
ministerie van Veiligheid en Justitie.

Klager heeft afstand gedaan van het recht om ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager te plaatsen in een longstayvoorziening van FPC Veldzicht te Balkbrug, hierna FPC Veldzicht of de inrichting.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 21 april 2000 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek en ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Bij beslissing van 9 september 2003 is
klager geplaatst in FPK De Meren te Amsterdam. Bij beslissing van 4 januari 2007 is klager geplaatst in FPC Veldzicht. Deze inrichting heeft klager op 19 juli 2011 aangemeld voor plaatsing op een longstayafdeling. Bij advies van 23 maart 2012 van de
landelijke adviescommissie plaatsing longstay forensische zorg (LAP) is aangegeven dat er vanuit gedragsdeskundig oogpunt geen gronden aanwezig zijn om klager op een longstayafdeling te plaatsen. Klager is op 23 mei 2012 gehoord over de voorgenomen
plaatsing in een longstayvoorziening van FPC Veldzicht. De Staatssecretaris heeft op 15 juni 2012 beslist klager in die voorziening te plaatsen. Deze plaatsing is (nog) niet gerealiseerd.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
In een brief van FPC Veldzicht van 12 oktober 2012 aan klager is aangegeven dat gekeken is of klager met de juiste begeleiding en medicatie in het land van herkomst Congo zou kunnen wonen en dat dit lijkt te gaan lukken. De raadsman heeft vervolgens
telefonisch contact met de inrichting opgenomen. De huidige stand van zaken is dat een psychiater uit Congo FPC Veldzicht heeft bezocht om een behandelplan te bespreken en dat klagers moeder is getraceerd. Resocialisatie in Congo ziet er gunstig uit.
De
inrichting heeft aangegeven het voorstel tot longstayplaatsing niet meer noodzakelijk te vinden. In afwachting van zijn resocialisatie in Congo kan klager op de huidige behandelafdeling blijven, waar hij kan worden voorbereid op terugkeer naar Congo.
Verlof zal niet worden verleend. Alles is erop gericht om de tbs te beëindigen en klager daarna over te brengen naar Congo, waar hij in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden opgenomen en hem een medicamenteuze behandeling zal worden geboden. Er is
geen reden om klager een longstaystatus te geven en niet op de behandelafdeling te laten verblijven. Hij heeft toch geen verlofmogelijkheden. Als de overbrenging naar Congo onverhoopt niet doorgaat, kan alsnog de beslissing worden genomen om hem een
longstaystatus te geven.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Klager is ongewenst vreemdeling, komt om die reden niet in aanmerking voor verlof/resocialisatie in Nederland en kon niet terugkeren naar het land van herkomst. Er is geen andere optie dan de longstaystatus. Het feit dat FPC Veldzicht hem niet
overplaatst, omdat er ontwikkelingen gaande zijn, doet daar niet aan af. FPC Veldzicht is bekend met de behandeling van vreemdelingen. Ten tijde van de bestreden beslissing waren die ontwikkelingen er nog niet. Hoewel de vooruitzichten goed zijn, staat
nog niet vast dat klager daadwerkelijk kan terugkeren naar Congo. Een longstaystatus wil niet zeggen dat de inrichting zich niet tot het uiterste zal blijven inspannen om klager te doen terugkeren naar Congo. Het staat de inrichting vrij om klager, ook
al heeft hij een longstaystatus, op een andere afdeling te plaatsen. Het ligt niet voor de hand om de longstaystatus nu op te heffen. Als het traject niet zou lukken dan zou klager alsnog kunnen worden opgenomen op de longstaysafdeling. Gewacht wordt
op
een bereidverklaring van de familie om klager onderdak te verschaffen. Het consulaat heeft een laissez passer toegezegd. Vanuit de longstayafdeling kan resocialisatie in Congo worden voorbereid. Meegewogen is dat terugkeer naar Congo en behandeling
daar
binnen de reguliere psychiatrie een grote overgang voor klager zal zijn. In FPC Veldzicht hebben ze veel ervaring met vreemdelingen en kan klager afgestemde zorg worden geboden die plaatsvindt binnen de longstay. Vanuit de longstay blijft men zoeken
naar mogelijkheden voor uitzetting. Voor klager is terugkeer naar Congo de enige mogelijkheid om te resocialiseren.
Het LAP-advies en overige gedragsdeskundige rapportages zijn meegewogen, maar er zijn geen andere opties. Op een behandelafdeling gebeurt niets anders met klager dan op een longstayafdeling voor vreemdelingen.

4. De beoordeling
In de reactie van de Staatssecretaris op klagers beroep is aangevoerd dat het beroep te laat is ingediend. De beroepscommissie stelt vast dat niet bekend is op welke datum de bestreden beslissing die is gedateerd 15 juni 2012 door klager is ontvangen.
De beroepscommissie zal klager, wiens beroep op het secretariaat van de Raad op 28 juni 2012 is ontvangen, het voordeel van de twijfel geven en hem ontvangen in het beroep.

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de tbs-gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de tbs-gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Volgens het door de Staatssecretaris gevolgde longstaybeleid komt een ter beschikking gestelde, met inachtneming van de voornoemde eisen van artikel 11, tweede lid, van de Bvt, in aanmerking voor plaatsing in een longstayvoorziening, indien
a) er blijkens recente risicotaxatie risico bestaat dat hij een ernstig delict pleegt en het risico voor fysieke schade van anderen zodanig groot is dat de maatschappij daartegen moet worden beschermd,
b) beveiliging naast eventuele zorg nodig is om te voorkomen dat hij tot onder a) bedoeld ernstig delict komt,
c) het delictrisico niet zodanig is afgenomen dan wel beheersbaar is geworden dat hij buiten de onder b) bedoelde vormen van beveiliging en toezicht kan,
d) hij conform ‘state of the art’ alle behandelmogelijkheden heeft ondergaan, bij voorkeur in twee behandelsettingen, zonder dat dit heeft geleid tot een substantiële vermindering van het delictgevaar, en
e) er geen mogelijkheid is tot plaatsing in de Geestelijke Gezondheidszorg vanwege het vereiste hoge beveiligingsniveau.

Uit de psychiatrische rapportage van 22 december 2011 volgt dat klager, zolang hij medicatie gebruikt, goed te handhaven is ook in een minder beveiligde setting dan een tbs-inrichting. Vanuit gedragsdeskundig oogpunt zou een longstaystatus niet
noodzakelijk zijn.
Ook de LAP heeft in haar advies van 23 maart 2012 aangegeven dat er vanuit gedragskundig oogpunt geen gronden aanwezig zijn om klager op een longstayafdeling te plaatsen en dat klager, gelet op het beloop van zijn ziektebeeld, thuishoort op een
resocialisatieafdeling en niet op een longstayafdeling. Er is geen sprake van agressief gedrag en een resocialisatietraject richting GGZ lijkt voor klager de aangewezen weg. De LAP concludeert dat naar geldend psychiatrisch inzicht de
eindverantwoordelijke behandelaar niet in alle redelijkheid tot de vaststelling heeft kunnen komen dat voortzetting van op verandering gerichte behandeling dan wel doorstroming naar de GGZ thans niet langer zinvol is. De LAP heeft geadviseerd om de
aanvraag tot plaatsing op een longstayafdeling af te wijzen.

Uit de ter zitting overgelegde brief van de inrichting van 12 oktober 2012 en de toelichting van de raadsman en de reactie van de vertegenwoordiger van de Staatssecretaris volgt dat positieve ontwikkelingen hebben plaatsgevonden, waardoor klagers
terugkeer naar en resocialisatie in Congo dichtbij komen. De beroepscommissie is van oordeel dat het in de rede ligt en van belang is dat klager, die voor een grote verandering staat, zijn terugkeer naar en resocialisatie in Congo vanuit de
behandelafdeling, waar hij gewend is te verblijven, kan voorbereiden. Het klimaat op een behandelafdeling zal meer gericht zijn op verandering en op het zetten van vervolgstappen in de behandeling dan het klimaat op een longstayafdeling.
Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen moet de beslissing klager in een longstayvoorziening te plaatsen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk en onbillijk worden geacht. Derhalve is het beroep gegrond en dient de
bestreden beslissing te worden vernietigd.

De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid, onder c, Bvt in verbinding met artikel 69, vijfde lid, Bvt volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing.

De beroepscommissie is van oordeel dat niet is gesteld en overigens ook niet aannemelijk is geworden dat klager, die niet daadwerkelijk is geplaatst in een longstayvoorziening, behandelachterstand door de bestreden beslissing heeft opgelopen. Zij ziet
derhalve geen reden om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent klager geen tegemoetkoming toe.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.A.M. Schaap-Meulemeester, voorzitter, mr. drs. T.A.M. Louwe en mr. R.M. Maanicus, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 4 januari 2013

secretaris voorzitter

Naar boven