Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1551/TB, 9 januari 2013, beroep
Uitspraakdatum:09-01-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1551/TB

betreft: [klager] datum: 9 januari 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing van 11 mei 2011 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr.drs.ing. T.P. Klaasen om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager van de longstayvoorziening van de Pompestichting over te plaatsen naar een reguliere behandelafdeling van de Pompestichting.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van 15 september 1998 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar met aftrek én ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is op
2
juni 2009 geplaatst in de longstayvoorziening van de Pompestichting. Op 1 april 2011 heeft de Landelijke Adviescommissie Plaatsing (LAP) in het kader van de herbeoordeling van klagers longstaystatus geadviseerd de longstaystatus van klager op te heffen
ten behoeve van plaatsing van klager in een gesloten longcare voorziening van waaruit op termijn mogelijk kan worden toegewerkt naar plaatsing in de reguliere GGZ.
De Staatssecretaris heeft op 11 mei 2011 beslist klager over te plaatsen naar een reguliere behandelafdeling van de Pompestichting. Deze overplaatsing is tot op heden niet gerealiseerd.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager is blij met de opheffing van de longstaystatus, maar wil vanwege zijn beperkingen niet geplaatst worden op een behandelafdeling van de Pompestichting. Hij hoopt op een plaatsing in een zorgvoorziening van de GGZ in Noord-Holland, de regio waar
zijn familie woont. Hij voelt zich veilig en vertrouwd binnen de longstayvoorziening en wil daar blijven wonen totdat duidelijk is waar hij opgenomen kan worden.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt ingenomen.
Mede naar aanleiding van het advies van de LAP van 1 april 2011 is klagers longstaystatus opgeheven. Dit rechtvaardigt de beslissing tot overplaatsing van klager naar een behandelvoorziening. De overplaatsingsbeslissing heeft als doel om klager via het
aanvragen van transmuraal verlof te begeleiden in de richting van een gesloten longcarevoorziening waar hij onder de vlag van de Pompestichting zal kunnen verblijven. Om onnodige overplaatsing te voorkomen, verblijft klager vooralsnog feitelijk in de
longstayvoorziening van de Pompestichting te Zeeland. Uitgangspunt is om klager zo spoedig mogelijk vanuit deze setting over te plaatsen naar de beoogde longcarevoorziening. Hiermee is klagers bezwaar tegen de bestreden plaatsingsbeslissing vervallen.

4. De beoordeling
Vast staat dat de LAP op 1 april 2011 de Staatssecretaris heeft geadviseerd de longstaystatus van klager op te heffen ten behoeve van plaatsing van klager in een gesloten longcare voorziening van waaruit op termijn mogelijk kan worden toegewerkt naar
plaatsing in de reguliere GGZ. Weliswaar acht de LAP de op verandering gerichte prognose ongunstig, maar zij acht het delictgevaar duidelijk afgekaderd en middels risicomanagement goed te controleren. De omvang van het gevaar is beperkt en goed
beheersbaar binnen een kader met minder beveiliging. Het delictgevaar wordt ingeperkt door de fysieke conditie van klager.
Het hiervoor overwogene in aanmerking genomen is de beslissing van de Staatssecretaris om klager over te plaatsen vanuit de longstay niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of
onbillijk worden aangemerkt.
De Staatssecretaris kon immers in redelijkheid tot de bestreden overplaatsingsbeslissing komen, nu klagers longstaystatus is opgeheven.Op grond van het voorgaande kan het beroep niet slagen.

De beslissing op het beroep is evenwel uitgebleven doordat de raadsman te kennen heeft gegeven het beroep te zullen intrekken als schriftelijk wordt bevestigd wat hij destijds van een behandelcoördinator van klager had vernomen, namelijk dat klager in
afwachting van de inspanningen van de Pompestichting voor een passende vervolgvoorziening bij een GGZ in Noord-Holland niet overgeplaatst behoeft te worden naar een behandelafdeling van de Pompestichting.
Wat zich inmiddels had voorgedaan is dat de Staatssecretaris heeft gemeld, om onnodige overplaatsing te voorkomen, klager vooralsnog in de longstayvoorziening van de Pompestichting te Zeeland te laten verblijven in afwachting van zo spoedig mogelijke
overplaatsing naar een longcarevoorziening.
Ondanks daartoe ondernomen pogingen is zulks tot op heden niet gelukt. Dit brengt mee dat het nemen van een beslissing thans niet langer kan worden uitgesteld.

Het beroep dat uitsluitend gericht kan zijn tegen het onder 1 vermelde besluit van de Staatssecretaris zal derhalve ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 9 januari 2013

secretaris voorzitter

Naar boven