Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1194/GA (hersteluitspraak), 10 januari 2013, beroep
Uitspraakdatum:10-01-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1194/GA (hersteluitspraak)

betreft: [klager] datum: 10 januari 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 28 maart 2012 van de beklagcommissie bij het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) locatie Maastricht, voor zover daartegen beroep is ingesteld,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 september 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught, zijn gehoord klager, bijgestaan door mr. J-F. Grégoire, kantoorgenoot van klagers raadsman mr. A.H. Westendorp, en [...], directeur van
het PPC locatie Maastricht.
De beroepscommissie heeft de directeur ter zitting in de gelegenheid gesteld om, binnen een termijn van veertien dagen, rapportages betreffende het gedrag van klager te overleggen. Op 22 oktober 2012 heeft de beroepscommissie uitspraak gedaan, waarin
zij heeft overwogen dat de directeur van deze gelegenheid geen gebruik heeft gemaakt. Bij brief van 7 november 2012 heeft de directeur een verzoek om herziening van de uitspraak ingediend, omdat de directeur op 5 oktober 2012 de gedragsrapportages naar
de Raad heeft gefaxt. Na intern onderzoek is gebleken dat de directeur de rapportages binnen de gestelde termijn, maar blanco, heeft gefaxt naar de Raad. Op 9 november 2012 is mondeling aan de directeur en aan klagers raadsvrouw, mr. S. de Schutter,
meegedeeld dat de beroepscommissie zal beslissen of er reden is de uitspraak van 22 oktober 2012 te herstellen, maar dat de directeur wel gehouden is te voldoen aan de gevolgen van de uitspraak. Bij brief van 14 december 2012 zijn klager en zijn
raadsvrouw in de gelegenheid gesteld om te reageren op de door de directeur toegezonden gedragsrapportages. Klagers raadsvrouw heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, van 4 augustus 2011 tot
18 augustus 2011;
b. de verlenging van de onder a. genoemde ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel met veertien dagen, van
18 augustus 2011 tot 1 september 2011;
c. een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel voor de duur van veertien dagen, van 7 oktober 2011 tot
21 oktober 2011;
d. de verlenging van de onder c. genoemde ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel met veertien dagen, van
21 oktober 2011 tot 4 november 2011;
e. de verlenging van de onder d. genoemde ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel met veertien dagen, van
4 november 2011 tot 18 november 2011;
f. de verlenging van de onder e. genoemde ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een andere verblijfsruimte dan een afzonderingscel met veertien dagen, van
18 november 2011 tot 2 december 2011, welke vanaf 25 november 2011 extern ten uitvoer werd gelegd in een afzonderingscel op de landelijke afzonderingsafdeling van de locatie De Schie te Rotterdam;
g. de verlenging van de onder f. genoemde ordemaatregel van plaatsing in afzondering met veertien dagen, van 2 december 2011 tot 16 december 2011, welke extern ten uitvoer werd gelegd in een afzonderingscel op de landelijke afzonderingsafdeling
van
de locatie De Schie;
h. de verlenging van de onder g. genoemde ordemaatregel van plaatsing in afzondering met veertien dagen, van 16 december 2011 tot 30 december 2011, welke extern ten uitvoer werd gelegd in een afzonderingscel op de landelijke afzonderingsafdeling
van de locatie De Schie;
i. het feit dat het personeel heeft gedreigd klager te vergiftigen;
j. het feit dat klager geen registratienummers van een aantal klachten heeft ontvangen;
k. het feit dat klagers voedingsmiddelen in het PPC zijn vernietigd toen hij werd overgeplaatst naar de locatie De Schie, waardoor klager schade heeft geleden van
€ 100,=.

De beklagcommissie heeft het beklag onder a. tot en met h. ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag onder i. en j. op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven. De beklagcommissie heeft het beklag onder k.
gegrond verklaard en een tegemoetkoming toegekend van € 25,= op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is op 20 september 2012 vanuit het PPC locatie Maastricht overgeplaatst naar FPC Veldzicht. Klager heeft gedurende zijn hele verblijf
in
het PPC locatie Maastricht, alwaar hij op 25 juni 2011 is binnengekomen, in afzondering verbleven, omdat de hem opgelegde ordemaatregelen steeds weer werden verlengd. Voorafgaande aan zijn plaatsing in het PPC heeft hij geruime tijd verbleven in de
p.i.
Amsterdam Over-Amstel, alwaar hij niet continu in afzondering heeft gezeten. Op grond van de Pbw kan aan een gedetineerde een ordemaatregel voor de duur van veertien dagen worden opgelegd, indien dat nodig is ter handhaving van de orde en veiligheid in
de inrichting. De aan klager opgelegde ordemaatregelen dienen niet meer het doel van handhaving van de orde en veiligheid. De werkelijke reden dat de ordemaatregelen steeds zijn verlengd, is gelegen in het feit dat de directeur niet wist wat hij met
klager aanmoest. De psycholoog heeft geadviseerd om klager in een ‘geëigende omgeving’ – TBS-inrichting – te plaatsen, hetgeen niet is gebeurd. Dit is echter geen reden om klager steeds maar weer een ordemaatregel van afzondering op te leggen. Klager
heeft in het PPC niemand bedreigd en ook heeft hij zijn cel niet vernield. Klagers gedrag vormde geen aanleiding om steeds weer een ordemaatregel op te leggen. Klager kan zich voorts niet verenigen met het feit dat de hem opgelegde ordemaatregelen
vanaf
25 november 2011 ten uitvoer zijn gelegd in een afzonderingscel op de landelijke afzonderingsafdeling van de locatie De Schie. Bovendien zijn in het PPC klagers voedingsmiddelen vernietigd toen klager werd overgeplaatst naar de landelijke
afzonderingsafdeling van de locatie De Schie. Deze voedingsmiddelen hadden een waarde van minstens € 100,=. Klager kan zich dan ook niet verenigen met de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming. Klager zal de bonnetjes van zijn
voedingsmiddelen toezenden aan de beroepscommissie. Tot slot voert klager aan dat twee medewerkers van het PPC hebben gedreigd klager te vergiftigen.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager is vanuit de p.i. Amsterdam Over-Amstel – via een aantal korte tussenstops – overgeplaatst naar het PPC locatie Maastricht. In Amsterdam is
klager betrokken geweest bij een incident. Hij heeft daar ernstige bedreigingen geuit jegens het personeel en zijn cel volledig verbouwd. Klager heeft een geschiedenis van geweld en agressie en daarom kreeg hij in het PPC een drie- of
vierpersoonsbenadering, hetgeen veel tijd van het personeel in beslag neemt. In het PPC zou klager worden onderzocht en behandeld. Echter, klager heeft consequent geweigerd medewerking te verlenen en wilde niet praten met de psychiater, waardoor een
behandeling niet van de grond is gekomen. In het PPC was klager dwingend en soms zelf dreigend naar het personeel en ook naar de directeur. Als dingen niet gaan zoals hij wil, slaat hij dreigende teksten uit. De combinatie van deze factoren heeft de
directeur doen beslissen om klager, ter handhaving van de orde en veiligheid in het PPC, in afzondering te plaatsen. Vijf maanden lang is geprobeerd om klager te behandelen, maar dit is niet gelukt. Derhalve bestond er geen reden meer om klager in het
PPC te houden. De directeur heeft de selectiefunctionaris toen verzocht om klager over te plaatsen. Het is uiteindelijk aan de selectiefunctionaris om te beslissen of klager daadwerkelijk wordt overgeplaatst. De ordemaatregelen zijn vanaf dat moment
(25
november 2011), in overleg met de selectiefunctionaris, ten uitvoer gelegd op landelijke afzonderingsafdeling van de locatie De Schie. Desgevraagd antwoordt de directeur dat er rapportages bestaan waaruit blijkt dat klagers gedrag aanleiding heeft
gevormd voor het opleggen van de bestreden ordemaatregelen. De directeur zal deze rapportages aan de beroepscommissie toezenden.

Uit de door de directeur na de zitting overgelegde maandrapportages blijkt – kort en zakelijk weergegeven – het volgende. Klager, die in zeer beperkte mate heeft mogen deelnemen aan activiteiten, kan zich dwingend en dreigend opstellen jegens
personeelsleden. Klager weigert elke behandeling en is negatief in zijn gedrag, dat onder andere bestaat uit shoppen met vragen bij de groepsleiders en het negeren van zijn mentoren. Klager hanteert niet de gewone omgangsvormen, praat negatief over
zijn
mentoren en weigert sturing van de groepsleider in zijn gedrag. Tegen verschillende personeelsleden heeft hij gezegd dat hij er spijt van heeft dat hij zijn mentor niet heeft geslagen, toen hij klager heeft verboden te koken. Tijdens gesprekken met de
psychiater laat klager ter intimidatie foto’s zien van zijn slachtoffers. Klager heeft sinds zijn binnenkomst in het PPC een meerpersoonsbenadering. De minimale activiteiten die klager krijgt aangeboden, bijvoorbeeld uitbreiding naar dagelijks
gezamenlijk wandelen, weigert klager. Hij wil zelf bepalen aan welke activiteiten hij wil meedoen, namelijk koken. Klager is voorgehouden dat hij zelf kan zorgen voor meer vrijheden. Hij moet zelf initiatief daarin nemen. Dit is niet goed aangekomen
bij
klager, die zich benadeeld voelt. In november 2011 is besloten aan klager, tot zijn overplaatsing naar het PPC van de p.i. Zwolle, geen programma aan te bieden.

Klagers raadsvrouw heeft na ontvangst van de gedragsrapportages het volgende naar voren gebracht. Uit de gedragsrapportages blijkt niet concreet welke gedragingen van klager aanleiding zijn geweest voor het opleggen van de ordemaatregelen. Er wordt
enkel in zijn algemeenheid gewezen op de gemoedstoestand van klager. Verder wordt er verwezen naar gebeurtenissen uit het verleden en wordt er veel waarde gehecht aan de weigering van klager mee te werken aan zijn behandeling. Deze omstandigheden
kunnen
de oplegging van de maatregelen niet rechtvaardigen. Opvallend is dat direct na klagers binnenkomst in het PPC is beslist klager de ordemaatregelen op te leggen, omdat een viermansbenadering niet geboden kan worden. De maatregelen zijn dus niet
opgelegd
omdat dit noodzakelijk was ter handhaving van de orde en veiligheid. Het uiten van bedreigingen richting het personeel – zo daarvan al sprake zou zijn – is geen reden om klager gedurende een periode van 112 dagen af te zonderen.

3. De beoordeling
Ten aanzien van het beroep inzake het beklag onder a. tot en met h. overweegt de beroepscommissie het volgende. Op grond van artikel 24, eerste lid van de Pbw, in verbinding met artikel 23, eerste lid, onder a, van de Pbw kan de directeur aan een
gedetineerde een ordemaatregel van plaatsing in afzondering opleggen, indien dat noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Die
afzondering kan ten hoogste twee weken duren. Op grond van artikel 24, derde lid, van de Pbw kan de directeur de afzondering van een gedetineerde telkens voor ten hoogste twee weken verlengen, indien hij van oordeel is dat de noodzaak tot afzondering
nog steeds bestaat.

Uit de schriftelijke mededelingen van de ordemaatregelen vloeit voort dat de ordemaatregelen zijn opgelegd en verlengd, omdat de directeur, na overleg met de psychiater en het personeel, heeft geoordeeld dat er sprake was van een reëel risico op
escalatie. Ter zitting stelt de directeur zich op het standpunt dat klagers afzondering noodzakelijk was in het belang van de orde en veiligheid in de inrichting en noemt ter ondersteuning daarvan een aantal algemene omstandigheden, zoals klagers
verleden van geweld en agressie, de noodzaak van een meerpersoonsbenadering, diens weigering van behandeling en het gegeven dat klager zich dreigend kan uiten jegens het personeel en de directeur.

Hoewel de beroepscommissie het, gelet op de gedragsrapportages – die overigens betrekking hebben op de periode van 21 juni 2011 tot 15 november 2011, terwijl in beroep de periode van 4 augustus 2011 tot 30 december 2011 aan de orde is – en hetgeen ter
zitting is aangevoerd, aannemelijk acht dat klager dwingend (en soms dreigend) gedrag kan vertonen, is het haar niet gebleken dat klagers gedrag in het PPC consequent van dien aard is geweest, dat het noodzakelijk was klager telkens een ordemaatregel
van afzondering op te leggen. Immers, uit de schriftelijke mededelingen van de ordemaatregelen noch uit hetgeen de directeur ter zitting heeft aangevoerd noch uit de gedragsrapportages is gebleken van concrete feiten en omstandigheden waaruit kan
worden
opgemaakt dat klager met zijn gedrag stelselmatig onrust heeft veroorzaakt in de inrichting. Ook is niet gebleken van incidenten in het PPC waarbij klager betrokken is geweest. Voorts acht de beroepscommissie het onaannemelijk dat de directeur
voorafgaande aan zijn beslissingen telkens een nieuwe afweging heeft gemaakt, nu de maatregelen telkenmale, om dezelfde redenen, zijn verlengd, terwijl klager niet of nauwelijks de kans is gegeven om te laten zien dat het niet nodig is hem steeds af te
zonderen. Overigens overweegt de beroepscommissie dat een gedetineerde op grond van de wet niet verplicht is mee te werken aan een behandeling. Gelet op het vorenstaande ziet de beroepscommissie geen aanleiding om ten aanzien van de klachten over de
opgelegde ordemaatregelen tot een andere beslissing te komen dan in haar eerdere uitspraak van 22 oktober 2012. Immers, op basis van de door de directeur overgelegde rapportages is het de beroepscommissie onvoldoende gebleken dat het telkens opleggen
en
verlengen van de ordemaatregelen noodzakelijk was in het belang van de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting dan wel van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming, als bedoeld in artikel 23 van de Pbw. Daarmee is niet
voldaan aan de eisen die de Pbw stelt aan het opleggen en verlengen van een ordemaatregel. Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard.

Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissingen niet meer ongedaan zijn te maken, zal de beroepscommissie een tegemoetkoming toekennen. Klager heeft in de periode waarover wordt geklaagd 77 dagen in afzondering op zijn eigen cel in het PPC verbleven
en 35 dagen in afzondering op een afzonderingscel op de landelijke afzonderingsafdeling in de locatie De Schie. Gelet op de door de beroepscommissie in soortgelijke gevallen toegekende tegemoetkoming – namelijk € 7,50 per dag dat een gedetineerde ten
onrechte een ordemaatregel van afzondering op eigen cel heeft ondergaan en € 10,= per dag dat een gedetineerde ten onrechte een ordemaatregel van afzondering in een afzonderingscel heeft ondergaan – zal de beroepscommissie aan klager een tegemoetkoming
toekennen van
€ 927,50.

Ten aanzien van het beroep inzake het beklag onder i. en j. overweegt de beroepscommissie dat hetgeen in beroep is aangevoerd niet tot een andere beslissing kan leiden dan die van de beklagcommissie. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten aanzien van het beroep inzake het beklag onder k. overweegt de beroepscommissie het volgende. Klager heeft gesteld dat hij aankoopbonnen heeft van de vernietigde voedingsmiddelen. De beroepscommissie heeft klager in de gelegenheid gesteld om deze
bonnen te overleggen, maar klager heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt. Derhalve is niet eenvoudig vast te stellen wat de omvang is van de door klager geleden schade, waardoor geen schadevergoedingsaspecten kunnen worden betrokken bij de
hoogte van de tegemoetkoming. De beroepscommissie kan zich verenigen met de tegemoetkoming van € 25,= die de beklagcommissie aan klager, vanwege het door hem geleden ongemak, heeft toegekend. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard en de
uitspraak van de beklagcommissie zal, voor zover daartegen beroep is ingesteld, worden bevestigd.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag onder a. tot en met h. gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van € 927,50.
De beroepscommissie verklaart het beroep inzake het beklag onder i, j. en k. ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie, voor zover daartegen beroep is ingesteld.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en prof. dr. A.M. van Kalmthout, leden, in tegenwoordigheid van
mr. F.A. Groeneveld, secretaris, op 10 januari 2013

secretaris voorzitter

Naar boven