nummer: 12/2994/GV
betreft: [klager] datum: 8 januari 2013
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 13 september 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.
2. De standpunten
Klager heeft het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft slechts een korte periode te gaan voor hij in aanmerking komt voor elektronisch toezicht. Zijn urinecontroles waren goed en hij heeft geen rapporten gehad. Klager volgt de cova-training. De
directie van de huidige inrichting kan weten dat klager zich in de vorige inrichting ook goed gedragen heeft.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klagers verzoek om algemeen verlof is afgewezen op basis van de negatieve adviezen van het openbaar ministerie en de inrichting. Er bestaat kans op recidive, maatschappelijke onrust en een niet ongestoord verloop van het verlof gelet op de agressieve
persoonlijkheid van klager. De inrichting acht het beter dat klager eerst de cova+ training afrondt voor hij voor vrijheden in aanmerking komt.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen Arnhem-Zuid heeft op 31 augustus 2012 negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag gelet op het advies van het openbaar ministerie en het negatief advies van de coördinator Terugdringen Recidive
(TR).
De advocaat-generaal te ‘s-Gravenhage heeft negatief geadviseerd gelet op de gewelddadige aard van het delict, het risico van maatschappelijke onrust, en het recidiverisico.
De politie staat positief tegenover het verlenen van verlof.
3. De beoordeling
Klager is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek, wegens afpersing. Zijn fictieve einddatum is 7 mei 2013.
Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag.
Het advies van de coördinator Terugdringen Recidive, dat is overgenomen door de directeur, houdt onder meer in dat klager niet in staat is zijn leven op orde te brengen en te houden. Er zijn sterke aanwijzingen dat klager verstandelijk beperkt is.
Zonder een strak kader en passende begeleiding in de vorm van trajecten en/of (gedrags)interventies is de kans op recidive hoog. Klager is op 6 augustus 2012 gestart met de cova+-training. Ten tijde van de advisering op 31 augustus 2012 was het nog
niet
mogelijk te bepalen of deze training daadwerkelijk invloed op klagers gedrag had gehad.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden contra-indicaties vormen voor verlofverlening en dat deze een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van
alle
in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder b en e van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris, op 8 januari 2013
secretaris voorzitter