Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2947/GB, 4 januari 2013, beroep
Uitspraakdatum:04-01-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/2947/GB

Betreft: [klager] datum: 4 januari 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. B.J.P. van Gils, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 3 september 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift, gericht tegen de beslissing om klager niet over te plaatsen naar een zeer beperkt beveiligde inrichting (z.b.b.i.), ongegrond verklaard.

2. De feiten
Klager is sedert 29 juni 2011 gedetineerd. Klager verbleef in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught. Op 23 juli 2012 is door de selectiefunctionaris negatief beslist op een voorstel om klager over te plaatsen naar een z.b.b.i. Het daartegen
ingediende bezwaarschrift is op 3 september 2012 ongegrond verklaard, tegen welke beslissing het onderhavige beroep is ingesteld. Op 20 september 2012 is klager vervolgens geselecteerd voor overplaatsing naar de z.b.b.i. te Roer, waarna hij – naar
aanleiding van een gegrond verklaard bezwaar, is overgeplaatst naar de z.b.b.i. van de p.i. Grave in Zeeland, waar hij thans verblijft.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager kan zich niet verenigen met de afwijzing van zijn plaatsing in een z.b.b.i. Klager verbleef – anders dan door de selectiefunctionaris wordt genoemd - ten tijde van het indienen van het bezwaarschrift al enige tijd niet meer op de EZV-afdeling
van
de p.i. Vught. Daaruit blijkt dat hij zich staande kan houden in een minder gestructureerde omgeving. Klager is weliswaar meerdere malen veroordeeld, maar acht dat niet relevant. Hij betwist dat er sprake is van een onaanvaardbaar recidivegevaar bij
plaatsing in een z.b.b.i. Klager verzoekt de beroepscommissie het beroep gegrond te verklaren en aan hem – in verband met de ontstane vertraging – een financiële tegemoetkoming toe te kennen.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Op 23 juli 2012 heeft de selectiefunctionaris negatief beslist op een door de inrichting ingediend verzoek tot overplaatsing naar een z.b.b.i. Het tegen die beslissing ingediende bezwaarschrift is op 3 september 2012 ongegrond verklaard, waarna op 1
oktober 2012 beroep is ingesteld. Op 13 september 2012 is een nieuw verzoek van klager ontvangen, strekkende tot overplaatsing naar een z.b.b.i. Aan dat verzoek is gevolg gegeven en verzoeker is op 20 september 2012 geselecteerd voor overplaatsing naar
de z.b.b.i. van de locatie Roermond. Ook tegen die beslissing is bezwaar ingesteld en dat bezwaar, dat zich richtte op de plaatsing in Roermond, is op 3 oktober 2012 gegrond verklaard. Klager is op 26 september 2012 overgeplaatst naar de z.b.b.i. van
de
locatie Roermond en vervolgens op 3 oktober 2012 overgeplaatst naar de z.b.b.i. van de p.i. Grave. Nu klager geen belang meer heeft bij een beslissing in dit beroep, zou hij daarin niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 2 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden, komen voor plaatsing in een zeer beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een te verwaarlozen vlucht- of maatschappelijk risico
vormen, aan wie een vrijheidsstraf van tenminste zes maanden is opgelegd, ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf hebben ondergaan, geen veroordelingen tot betaling van een geldboete of geldbedrag van meer dan € 226,= hebben openstaan, een
strafrestant hebben van ten minste zes weken en ten hoogste zes maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 2000,176) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator
bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de preventieve hechtenis, incidenteel verlof,
strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en achtergrond van het gepleegde delict en de
persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Op zich heeft klager, nu hij sinds 26 september 2012 verblijft in een z.b.b.i., geen belang meer bij een vernietiging van de bestreden beslissing van de selectiefunctionaris of een eventuele opdracht tot het nemen van een nieuwe beslissing. Nu
klager evenwel tevens heeft verzocht om een tegemoetkoming voor de tijd dat hij ten onrechte niet heeft verbleven in een z.b.b.i. zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.

Op grond van het advies van de directeur van de p.i. Vught van 27 juni 2012 kon de selectiefunctionaris (bij die stand van zaken) in redelijkheid oordelen dat er sprake was van een contra-indicatie voor een verblijf in een z.b.b.i. De omstandigheid dat
door een selectiefunctionaris op 20 september 2012 alsnog tot een overplaatsing naar een z.b.b.i. is besloten, maakt dit oordeel niet anders. De beroepscommissie is het met klagers raadsman eens dat dit verbazing kan wekken maar daarmee wordt de
eerdere
beslissing niet onrechtmatig.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, kan de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.
Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard. Gelet daarop is er geen aanleiding voor de toekenning van een financiële tegemoetkoming.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol,
voorzitter, mr. L.M. Moerings en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 4 januari 2013

secretaris voorzitter

Naar boven