Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2074/GB, 2 januari 2013, beroep
Uitspraakdatum:02-01-2013

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/2074/GB

Betreft: [klager] datum: 2 januari 2013

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. C.H.W. Janssen, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 27 juni 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klager was uitgenodigd om zijn beroep mondeling toe te lichten op 23 november 2012. Klagers raadsvrouw heeft per faxberichten van 20 november 2012 en 22 november 2012 meegedeeld dat klager verhinderd was te verschijnen vanwege een sollicitatiegesprek.
Verzocht is om op beroep te beslissen op basis van de dossierstukken.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem vanuit de beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) van de locatie Maashegge te Overloon terug te plaatsen naar de locatie Zuid van de penitentiaire inrichtingen
Arnhem ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klager is sedert 4 augustus 2010 gedetineerd. Hij verbleef in de b.b.i. van de locatie Maashegge. Op 5 april 2012 is klager geselecteerd voor de locatie Zuid, een inrichting met een normaal beveiligingsniveau.
Vanuit deze inrichting is hij geherselecteerd voor de locatie Groot Bankenbosch te Veenhuizen, een b.b.i. Klager is op 26 oktober 2012 overgeplaatst.

2.2. Bij uitspraak van 26 november 2012, met nummer 12/1977/GA, van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid van de Pbw, is het beroep van klager, gericht tegen de uitspraak van 14 juni 2012 van de beklagcommissie bij de beperkt
beveiligde inrichting b.b.i. Maashegge betreffende een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in afwachting van herselectie, ongegrond verklaard.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De bestreden beslissing is genomen op onjuiste gronden, althans die is ondeugdelijk gemotiveerd. Het betreft een aangifte van de ex-vriendin. De aangifte is onjuist. Voorts is het niet in de lijn der verwachting dat de aangifte nog voor de huidige
detentie tot een onherroepelijke veroordeling zal leiden. Klager is nimmer gehoord over de aantijgingen van zijn ex-vriendin. Klager zou willen weten waarop gebaseerd is dat klager zijn ex-vriendin bedreigd heeft vanuit de b.b.i. Dit vermoeden is enkel
gebaseerd op de verklaring van de ex-vriendin. Voor de inrichting zou het makkelijk verifieerbaar zijn of dit inderdaad het geval is. Het is uiterst onredelijk om de bewijslast op klager af te wentelen. Volgens de strafgriffie Arnhem is er geen
openstaande zaak. De selectiefunctionaris heeft op deze grond van het bezwaar geheel niet gereageerd. Voorts is opgemerkt dat de email gericht aan de advocaat nimmer ontvangen is.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
De selectiefunctionaris kan niet beoordelen of de aangifte onjuist is. Vast staat dat er aangifte is gedaan en dat daarvan proces-verbaal is opgemaakt. Klager moest hierover nog worden verhoord. De einddatum van klagers detentie is voorlopig
vastgesteld
op 7 augustus 2013. Klager kan aan het eind van zijn detentie nog preventief worden ingesloten. Ook kan er sprake zijn van uitstel c.q. afstel van de vervroegde invrijheidstelling. Hiervoor wordt verwezen naar artikel 15a, eerste lid onder c, van het
Wetboek van Strafrecht. Klager wordt verdacht van een nieuw delict, waardoor een verblijf met regimaire vrijheden niet meer mogelijk is. Terugplaatsing naar een gesloten setting is een logisch gevolg. In de bezwaarprocedure is per e-mail gevraagd om
stukken te verkrijgen die kunnen aantonen dat de aangifte onterecht is gedaan. Op die email is geen reactie ontvangen.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een b.b.i. in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een
strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in een b.b.i. de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een belangrijke rol speelt. Indicator bij de
beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten, alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator
ernstig afbreuk doen.

4.3. Uit het selectieadvies op 5 april 2012 volgt dat de ex-vriendin van klager aangifte heeft gedaan van bedreiging. De politie heeft hiervan een proces-verbaal opgemaakt en hiervan tevens melding gedaan aan de directeur van de locatie Maashegge.
Hierop heeft de directeur klager aangeboden voor herselectie. Gelet op het open karakter van de inrichting, overweegt de beroepscommissie dat de selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager, gelet op de nieuw verstrekte
gegevens, niet langer in aanmerking kwam voor een inrichting met een beperkt beveiligingsniveau. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. L.M. Moerings en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 2 januari 2013

secretaris voorzitter

Naar boven