Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/3395/GV, 27 december 2012, beroep
Uitspraakdatum:27-12-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/3395/GV

betreft: [klager] datum: 27 december 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door mr. B.J. Visser, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 29 oktober 2012 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van strafonderbreking voor de duur van drie dagen afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klagers huidige detentiesituatie in combinatie met het overlijden van klagers vader heeft geresulteerd in psychische klachten die klager niet het hoofd weet te bieden. Klager heeft behoefte aan een
passende rouwperiode met zijn familie. Tevens dient artikel 8 EVRM in ogenschouw genomen te worden. Er is geen wettelijke grond om klager niet tegemoet te komen in de primaire behoefte in zijn rouwproces en klagers persoonlijk belang weegt in dit geval
zwaarder dan het maatschappelijk belang van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de straf.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht. De Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) voorziet niet in klagers verzoek tot strafonderbreking. Met respect voor de gewoontes binnen klagers
cultuur wordt in de Regeling geen ruimte geboden voor strafonderbreking. Klagers vader is inmiddels overleden en zijn familie is reeds teruggekeerd naar Nederland. Binnen de inrichting kan voldoende ruimte worden geboden voor extra bezoekfaciliteiten
en
daarmee ook voor rouwverwerking.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag gezien klagers coöperatieve opstelling en positieve gedrag tijdens detentie.
De officier van justitie heeft positief geadviseerd, echter dient klager zich elke dag te melden bij de politie.
De politie heeft geen bezwaar tegen strafonderbreking en kan meewerken aan de meldingsplicht indien dit doordeweeks plaatsvindt.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 5 jaar met aftrek, wegens overtreding van de Opiumwet. De wettelijk vroegst mogelijke v.i.-datum valt op of omstreeks 15 augustus 2014.

Ingevolge artikel 1, onder q van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) wordt onder strafonderbreking verstaan de opschorting van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf. Op grond van artikel 34 van de Regeling kan
strafonderbreking worden verleend wegens zodanig bijzondere omstandigheden in de persoonlijke sfeer, dat niet kan worden volstaan met een andere vorm van verlof. Op grond van artikel 36 in verbinding met artikel 24 van de Regeling kan strafonderbreking
worden verleend in verband met het overlijden van de ouder van de gedetineerde. Op grond van artikel 37 van de Regeling kan strafonderbreking worden verleend wegens dringende redenen van lichamelijke of psychische aard, gelegen in de persoon van de
gedetineerde, indien en voor zover de inrichtingsarts heeft bevestigd dat deze redenen aan de voortzetting van detentie in de weg staan.

Klager heeft een verzoek tot strafonderbreking ingediend in verband met het overlijden van zijn vader. Klager heeft behoefte aan een passende rouwperiode met zijn familie. Daarbij heeft klager tevens verwezen naar de psychische klachten die hij als
gevolg van het overlijden van zijn vader niet het hoofd weet te bieden.

Uit de stukken blijkt dat klagers vader reeds begraven is en de familie teruggekeerd is naar Nederland. Voor zover klager nog een belang heeft bij strafonderbreking voor rouwverwerking, is de beroepscommissie van oordeel dat hiervoor voldoende
alternatieven aanwezig zijn. Zo blijkt in de inrichting voldoende ruimte te kunnen worden geboden voor extra bezoekfaciliteiten. In overleg met de geestelijke verzorger binnen de inrichting kan de rouwverwerking in de inrichting plaatsvinden. Gelet
hierop dient het belang van een ongestoorde tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf zwaarder te wegen dan klagers belang de rouwperiode in vrijheid te kunnen afsluiten. Klager verwijst in zijn beroepschrift tevens naar de psychische klachten die hij
ondervindt als gevolg van het overlijden van zijn vader. Voor zover klager hiermee verwijst naar artikel 37 van de Regeling, geeft hij daarvoor geen onderbouwing, bijvoorbeeld door een verklaring van de inrichtingsarts te overleggen. De afwijzing van
klagers verzoek tot strafonderbreking kan derhalve, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. R.S.T. van Rossem-Broos, leden, in tegenwoordigheid van R. Kokee, secretaris, op 27 december 2012

secretaris voorzitter

Naar boven