Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0268/GA, 20 juni 2002, beroep
Uitspraakdatum:20-06-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Vervoer  v

Uitspraak

nummer: 02/268/GA

betreft: [klager] datum: 20 juni 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennis genomen van een op 1 februari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Zoetermeer te Zoetermeer,

gericht tegen een uitspraak d.d. 24 januari 2002 van de beklagcommissie bij de voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 april 2002, gehouden in de locatie Zoetermeer te Zoetermeer, is gehoord de heer [...], unit-directeur bij de voornoemde locatie.

Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het zoekraken van kleding na klagers overplaatsing van de locatie Zoetermeer naar de gevangenis Nieuw Vosseveld.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager is vanuit een strafcel in Zoetermeer overgeplaatst naar Vught op 23 januari 2001. In Zoetermeer zat klager op cel B-24. Door een schrijffout - de penitentiair inrichtingswerkers die bij de ontruiming waren betrokken warenbeiden werkzaam op afdeling C – is er op het ontruimingsformulier C-24 ingevuld. In deze periode was er echter geen andere gedetineerde met klagers achternaam in de inrichting (op afdeling C) aanwezig.
Klagers goederen zijn op 5 februari 2001 met een vrachtbrief met het nummer 008353 op naam van klager naar Vught gestuurd met de vermelding dat het één doos betrof. Op 6 februari 2001 is er opnieuw een doos met goederen(vrachtbriefnummer 008360) op naam van klager verstuurd naar Vught. Voor beide dozen heeft men in Vught getekend.
De zak met verstikkende kleding, welke in Vught aan klager is aangeboden, is volgens de verklaring van de gevangenis Nieuw Vosseveld aangekomen onder vrachtbriefnummer 010809. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat deze vrachtbriefniet vanuit Zoetermeer, maar vanuit Scheveningen is verstuurd. De locatie Zoetermeer neemt daar dan ook geen enkele verantwoordelijkheid voor. Klager heeft overigens zelf getekend voor ontvangst van deze goederen uit Scheveningen.
Resumerend kan worden gesteld dat de goederen van klager die uit Zoetermeer kwamen, zijn verstuurd naar de gevangenis Nieuw Vosseveld. Voor deze goederen is door die inrichting getekend voor ontvangst (getuige de vrachtbrieven metde nummers 008353 en 008360). Conform de regeling goederenvervoer is de locatie Zoetermeer als verzendende inrichting derhalve niet (meer) verantwoordelijk voor gemiste of beschadigde goederen van klager.
Het oordeel van de beklagcommissie dat de door klager gemiste kleding vanuit Zoetermeer is verstuurd naar Vught en daar niet is aangekomen, is derhalve feitelijk onjuist. De kleding waar het klager om gaat is verzonden vanuitScheveningen, terwijl klager nota bene in dat geval zelf heeft getekend voor ontvangst van die kleding (vrachtbrieven worden altijd getekend door een medewerker van de ontvangende inrichting).
Het bedrag dat de beklagcommissie aan klager heeft toegekend voor het door hem ondervonden ongemak mag hij wat de locatie Zoetermeer betreft houden. Het gaat de locatie Zoetermeer om het principe dat zij niet verantwoordelijk wordtgehouden voor iets waarvoor zij niet verantwoordelijk is. Derhalve verzoek ik de beroepscommissie het beklag alsnog ongegrond te verklaren.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Voor een gedetineerde is het in geval van enkele overplaatsingen in een korte periode (soms) moeilijk vast te stellen welke inrichting(sdirecteur) verantwoordelijk is voor de invoer van zijn goederen.
Hoewel de directeur van de locatie Zoetermeer te Zoetermeer in het onderhavige geval formeel het gelijk aan zijn zijde lijkt te hebben, in die zin dat de verantwoordelijkheid voor de vermissing van klagers goederen bij een andereinrichting lijkt te liggen, zal de beroepscommissie daaraan geen consequenties verbinden. Door de directeur is immers niet weersproken dat klagers kleding was verstikt, waarbij de directeur van oordeel is dat klager de door hemtoegekende geldelijke tegemoetkoming kan behouden. Onder die omstandigheden gaat het de beroepscommissie te ver de zaak alsnog aan een nader onderzoek te onderwerpen, al dan niet met verwijzing naar een andere beklagcommissie. Hetberoep zal om die reden ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. H.B. Greven en mr. drs. A. Rook, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.R. Kruithof, secretaris, op 20 juni 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven