Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2782/TB, 11 december 2012, beroep
Uitspraakdatum:11-12-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2782/TB

betreft: [klager] datum: 11 december 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften van

[...], verder te noemen klager en mr. F.E. den Hertog, ingediend namens klager,

gericht tegen een beslissing van 27 augustus 2012 van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verder te noemen de Staatssecretaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager, alsmede zijn raadsvrouw mr. F.E. den Hertog om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft beslist klager na herbeoordeling te plaatsen in een longstayvoorziening van FPC Veldzicht, hetgeen moet worden begrepen als een beslissing tot het voortzetten van klagers verblijf in genoemde longstayvoorziening.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijke uitspraak van 18 januari 1994 ter beschikking gesteld (tbs) met bevel tot verpleging van overheidswege. Klager is vervolgens geplaatst in het Dr. F.S. Meijers Instituut, FPC Veldzicht en FPC Hoeve Boschoord.
Klager is op 25 november 2005 geplaatst in de longstayvoorziening van FPC Veldzicht.
In oktober 2011 en november 2011 zijn pro justitia rapportages uitgebracht die inhielden dat klagers risicoprofiel een verblijf binnen een setting met het beveiligingsniveau van een tbs-kliniek noodzakelijk maakt. Behandeling gericht op het verminderen
van de stoornis is onmogelijke gebleken en er zijn vooralsnog geen tekenen dat dit in de nabije toekomst wel mogelijk zal zijn.
Het hoofd van FPC Veldzicht heeft op 29 juni 2011 aangegeven geen mogelijkheden voor behandeling te zien en geadviseerd om klagers verblijf in de longstayvoorziening te continueren. Vervolgens is klager op 16 februari 2012 door de Landelijke
Adviescommissie Plaatsing (LAP) gezien. De LAP achtte zich onvoldoende ingelicht en heeft op 20 februari 2012 verzocht om nadere informatie aan FPC Veldzicht en de multidisciplinaire rapporteurs over de vraag welke (medicamenteuze) behandelstrategieën
er zijn geweest ten aanzien van klagers ADHD en verzocht om een seksuele anamnese af te nemen en weer te geven hoe klager thans omgaat met zijn seksualiteitsbeleving en welke seksuele incidenten er zich hebben voorgedaan in de kliniek. Op 15 augustus
2012 heeft de Landelijke adviescommissie plaatsing longstay forensische zorg (LAP) geconcludeerd dat naar geldend psychiatrisch inzicht heropname van een op verandering gerichte behandeling niet zinvol is. De Staatssecretaris heeft op 27 augustus 2012
beslist klagers verblijf in de longstayvoorziening voort te zetten.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager heeft op 30 augustus 2012 het bestreden besluit ontvangen en hij heeft op 2 september 2012 beroep ingesteld. Gelet op artikel 69, vierde lid, jo 58, vijfde lid, Bvt heeft klager tijdig beroep ingesteld.
Klager is van mening dat met name de nadere vraag van de LAP betreffende welke (medicamenteuze) behandelstrategieën er zijn geweest ten aanzien van klagers ADHD door de inrichting onvoldoende is beantwoord en dat de LAP onvoldoende belang heeft
gehecht
aan het niet beantwoorden van deze vraag. Te meer nu klagers raadsman aan de LAP gevraagd heeft extra aandacht te besteden aan hetgeen de forensisch psycholoog G. op bladzijde 16 en 17 van zijn rapport van november 2011 heeft gesteld ten aanzien van
het
uitdoven van de pathologie. De inrichting heeft in haar brief van 3 juli 2012 ten onrechte gesteld dat klager niet bereid zou zijn ADHD-medicatie te proberen. Het besluit is derhalve niet op juiste gronden genomen en er dient nader onderzoek te worden
gedaan naar de behandelbaarheid van de pathologie en ADHD.
De psycholoog G. geeft in zijn pro justitia rapportage van 30 april 2012 aan dat klager een positieve houding heeft waarmee niet uitgesloten kan worden dat een
resocialisatietraject op termijn mogelijk blijkt. De sociotherapeute A. van klagers afdeling concludeert dat klager met goede begeleiding en afspraken prima buiten de longstaykliniek kan wonen. Een hoge mate van beveiliging, zoals binnen de
longstaykliniek het geval is, is niet meer noodzakelijk.
Uit het besluit van 27 augustus 2012 blijkt dat het beveiligingsniveau van klager wordt vastgesteld op “laag”. Gelet op het feit dat verblijf op de longstayvoorziening van FPC Veldzicht een hoge mate van beveiliging met zich mee brengt, maakt dat het
besluit innerlijk tegenstrijdig.

Namens de Staatssecretaris is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep is niet ingediend binnen de in artikel 69, vierde lid, jo 58, vijfde lid, Bvt gestelde termijn. Klager heeft geen geldige reden opgegeven voor deze termijnoverschrijding en derhalve dient klager niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn
beroep.
De inrichting, de pro justitia rapporteurs en de LAP concluderen dat een voortgezet verblijf van klager in een longstayvoorziening geïndiceerd is.
Psychiater C. concludeert dat het risicoprofiel van klager een verblijf binnen een setting met het beveiligingsniveau van een tbs-kliniek noodzakelijk maakt. Het zorgniveau en het risicomanagement van de huidige afdeling sluiten goed aan bij wat klager
nodig heeft.
Psycholoog G. geeft aan dat klager in sterke mate afhankelijk is van de huidige behandel- en begeleidingsstructuur. Een nieuwe resocialisatiepoging is op dit moment niet realistisch.
De LAP ziet op dit moment geen mogelijkheid voor een uitstroomtraject van klager naar een GGZ-voorziening. Gelet op het feit dat klager al geruime tijd stabiel functioneert en dat zijn houding de afgelopen tijd is verbeterd en zich geen seksuele
incidenrten hebben voorgedaan acht de LAP een nieuwe herbeoordeling van klagers longstaystatus over één jaar geïndiceerd.
Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.

4. De beoordeling
De bestreden beslissing dateert van 27 augustus 2012. Namens klager is gesteld dat klager pas op 30 augustus 2012 op de hoogte is geraakt van de beslissing. Het op 5 september 2012 bij het secretariaat van de RSJ binnengekomen beroepschrift dateert van
2 september 2012.
Nu niet is gebleken dat de datum van uitreiking van de bestreden beslissing is geregistreerd kan klager in het beroep worden ontvangen.

Bij de (over)plaatsing van ter beschikking gestelden dient de Staatssecretaris, op grond van artikel 11, tweede lid, van de Bvt in zijn overwegingen te betrekken:
a) de eisen die de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de ter beschikking gestelde voor de veiligheid van anderen dan de ter beschikking gestelde of de algemene veiligheid van personen of goederen stelt, en
b) de eisen die de behandeling van de ter beschikking gestelde gezien de aard van de bij hem geconstateerde gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens stelt.

Klager verblijft sinds 25 november 2005 in de longstayvoorziening van FPC Veldzicht.

In paragraaf 6.3 van het Beleidskader longstay forensische zorg van 1 januari 2009, in werking getreden op 1 juni 2009, is bepaald dat door middel van een periodieke toets driejaarlijks door de LAP wordt beoordeeld of voortzetting van de longstaystatus
nog gerechtvaardigd is. Bij deze toets is het van belang de behandelingsvatbaarheid van de ter beschikking gestelde te onderzoeken.

Uit de pro justitia rapportages van oktober en november 2011 komt naar voren dat behandeling gericht op het verminderen van de stoornis onmogelijk is gebleken en dat er vooralsnog geen tekenen zijn dat dit in de nabije toekomst wel mogelijk zal zijn.
Het zorgniveau en het risicomanagement van de huidige afdeling sluit, gezien het feit dat klager eigenlijk voor het eerst in zijn leven enige tijd stabiel en zonder incidenten functioneert, blijkbaar goed aan bij wat hij nodig heeft.

Uit de hertoetsing longstaystatus van 29 juni 2011 van het hoofd van FPC Veldzicht volgt dat de complexe problematiek tot op heden onbehandelbaar is gebleken. Klager heeft blijvend de beveiliging en structuur van een tbs-kliniek nodig en de kliniek is
van mening dat de longstaystatus vooralsnog noodzakelijk is. De LAP heeft op 20 februari 2012 haar adviesaanvraag aangehouden en zowel de inrichting als de multidisciplinaire rapporteurs om aanvullende informatie verzocht.

De LAP heeft vervolgens in haar advies van 15 augustus 2012 geadviseerd om klagers longstaystatus voort te zetten. Hierbij merkt de LAP het volgende op.
Klager functioneert al geruime tijd stabiel en zijn houding is de afgelopen periode verbeterd. Er hebben zich voorts geen seksuele incidenten voorgedaan. Gelet op het vorenstaande en de inhoud van de aanvullende rapportages van de externe rapporteurs
acht de LAP het geïndiceerd om het komende jaar aan te wenden om te toetsen of de positieve houding en stabiliteit van klager zich over een langere periode voortzet en of een resocialisatie op termijn onder voorwaarden en met een sterke monitoring van
seksueel deviant gedrag mogelijk is. Gelet op het voorgaande acht de LAP het aangewezen om een volgende herbeoordeling van de longstaystatus reeds na één jaar te laten plaatsvinden, zodat bij blijvende stabiliteit van klager de longstaystatus wellicht
kan worden opgeheven. De inrichting kan het komende jaar onderzoeken of en onder welke voorwaarden aan een mogelijk resocialisatietraject vorm kan worden gegeven.

Gezien het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de Staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat een voortgezet verblijf van klager in een longstayvoorziening in de rede ligt. Vooralsnog zijn er geen redenen gebleken klager
over te plaatsen naar een behandelinrichting voor observatie c.q. het opstarten van een behandelpoging.
Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit N. Jörg, voorzitter, mr. R.M. Maanicus en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 11 december 2012

secretaris voorzitter

Naar boven