Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2249/GA, 17 december 2012, beroep
Uitspraakdatum:17-12-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2249/GA

betreft: [klager] datum: 17 december 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. G.V. van der Bom, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 6 juli 2012 van de beklagcommissie bij de locatie Zuid te Arnhem,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 oktober 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad, is gehoord klager, bijgestaan door mr. J.A. Hoste, kantoorgenoot van klagers raadsman mr. G.V. van der Bom.
De directeur van de locatie Zuid heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft klagers insluiting in de eigen verblijfsruimte gedurende de arbeidstijd terwijl hij geestelijk en/of fysiek niet in staat was te werken.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Tijdens de beklagprocedure is de in de uitspraak van de beklagcommissie genoemde email van 3 juli 2012 waarin een aantal vragen van de beklagcommissie zijn beantwoord niet voorgelegd aan klager en zijn raadsman. Hoewel klager niet arbeidsongeschikt is
verklaard was het Multidisciplinair Overleg (MDO) van mening dat hij niet in staat was arbeid te verrichten. In het dossier bevinden zich geen stukken waaruit blijkt dat klager arbeidsgeschikt zou zijn. Klager wordt sinds 10 april 2012 ten onrechte op
dezelfde wijze behandeld als een arbeidsweigeraar en als gevolg daarvan tijdens arbeidstijd ingesloten in zijn cel. In de uitspraak van de beklagcommissie wordt vermeld dat klager een tijdje heeft “gewerkt” en dat hij in een later stadium is gaan
kijken
op de arbeid. Dat is onjuist. Klager heeft een stressstoornis. Klager sliep daardoor ’s nachts slecht en dat haalde hij overdag in. Het arbeidsloon is gestopt per 12 oktober 2011. Klager wist niet dat hij als werkweigeraar werd beschouwd. Doordat
klager
tijdens arbeidstijd werd ingesloten in zijn cel kwam het voor dat hij 29 uur achtereen achter de deur verbleef. Het beklag dient gegrond te worden verklaard en klager wil een tegemoetkoming.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager wordt arbeidsgeschikt geacht. Lange tijd is gedoogd dat hij niet naar de arbeid ging omdat het MDO van mening was dat dit mogelijk een te grote stap voor klager zou zijn, gezien het feit dat hij aan geen enkele activiteit deelnam. Het was echter
voor klagers welzijn van belang dat hij aan activiteiten deel zou nemen. Om hem hiervoor te motiveren is besloten consequenties te verbinden aan het niet deelnemen aan de arbeid.

3. De beoordeling
De in de uitspraak van de beklagcommissie genoemde email van de directie van 3 juli 2012 is in beroep verstrekt. Het blijkt een van het afdelingshoofd Extra Zorgvoorziening (EZV) afkomstig bericht te zijn, dat is gedateerd op 19 juni 2012.
Ofschoon klager niet deelnam aan de arbeid werd hij vanaf 11 november 2011 tot 10 april 2012 telkens gedurende het hele arbeidsblok uitgesloten. Uit de stukken blijkt niet dat klager in die periode arbeidsongeschikt is verklaard. Het MDO was destijds
echter van mening dat deelname aan de arbeid een te grote stap voor klager zou zijn en dat het (verplicht) sturen naar de arbeid geen zin had. In april 2012 is echter besloten klager voortaan vaker en langer ingesloten te houden zo lang hij niet
deelnam
aan de arbeid zulks om hem te motiveren meer deel te nemen aan het dagprogramma. Uit het dossier blijkt echter niet of dit vooraf met klager is besproken. Ook de email van 19 juni 2012 van het hoofd van de afdeling EZV geeft hier geen duidelijkheid
over. De directeur had deze wijziging in de bejegening op voorhand aan klager moeten (laten) toelichten. Nu dat niet is gebeurd is de beroepscommissie van oordeel dat de directeur hier onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld. Het beroep zal gegrond
worden verklaard en aan klager zal een tegemoetkoming van € 20,= worden toegekend voor de tijd die hij vanaf april 2012 ingesloten is geweest tijdens de voor de arbeid bestemde uren.
Ingevolge artikel 5 onder c, van de Regeling arbeidsloon gedetineerden (de Regeling) voor zover hier van belang, ontvangt een gedetineerde een loonvervangende financiële tegemoetkoming voor zover hij niet aan zaalarbeid of taakarbeid heeft kunnen
deelnemen wegens onvermijdbaar verzuim. In artikel 6, eerste lid, van de Regeling is aangegeven wat als onvermijdbaar verzuim wordt aangemerkt. Nu klager heeft geweigerd deel te nemen aan de arbeid zonder dat er sprake was van arbeidsongeschiktheid is
er ingevolge de Regeling geen aanleiding hem het verzochte arbeidsloon uit te betalen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 20,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem Broos en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 17 december 2012

secretaris voorzitter

Naar boven