Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/2909/TA, 11 december 2012, beroep
Uitspraakdatum:11-12-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/2909/TA

betreft: [klager] datum: 11 december 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. Y.H.G. van der Hut, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 10 september 2012 van de beklagcommissie bij Van der Hoevenkliniek te Utrecht, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 8 november 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam Over-Amstel, zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S. Marjanovic, en namens het hoofd van voormelde tbs-inrichting, [...].

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de vermissing van goederen.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Klager heeft de inrichting aansprakelijk gesteld voor de vermissing van enkele goederen. Het betreft de vermissing van een herenfiets, vier
pannen, één led lamp en 20 houten klerenhangers. Op het verzoek de schade te vergoeden heeft de inrichting nimmer gereageerd. Dit betreft een weigering om te beslissen, die gelet op artikel 56, vijfde lid van de Bvt vatbaar is voor beklag. Van klager
kan moeilijk worden verwacht dat hij een inventarislijst bijhoudt van zijn bezittingen in zijn flat of dat hij alle bonnetjes bewaart. De verantwoordelijkheid voor een correcte opgave van de ontruiming ligt bij de inrichting. Door de inrichting is
nooit
weersproken dat zijn eigendommen uit de flat zijn verwijderd en opgeslagen in het magazijn van de inrichting. De goederen zijn op 20 april 2010 op twee pallets geplaatst, geseald en vervolgens verzonden naar de p.i. De Marwei. Klager kon toen niet bij
de pallets om deze zelf te controleren. Het tijdsverloop kan hem dus niet worden verweten. Pas na klagers plaatsing in FPC Dr S. Van Mesdag begin 2012 is hij in de gelegenheid gesteld de pallets te controleren. De sealverpakking was nog intact. Dit
betekent dat de goederen reeds vermist waren op het moment dat de pallets geseald werden. Hij heeft direct actie ondernomen toen hem duidelijk werd dat er goederen ontbraken.
De inrichting wist dat klager een fiets had. Deze had hij nodig voor de verloven. Klager ging er vanuit dat de fiets opgeslagen was in de pallets, wat niet zo bleek te zijn. De fiets betrof een goed onderhouden tweedehands herenfiets. De fiets stond op
slot. Klager heeft de fietssleutel niet meer teruggevonden. De flat waar klager verbleef betrof een interne flat binnen de kliniek. Klager verbleef zo’n drie maanden op de flat. De pannen in de flat waren van klager. Klager moest op de flat voor
zichzelf koken. De fiets stond gestald in de fietsenstalling van de kliniek. Klager heeft de inrichting meermalen aangeschreven over de vermissing, maar daarop geen reactie ontvangen. Klager wil een schadevergoeding voor de vermiste goederen ad € 365,=
alsmede een tegemoetkoming.

Namens het hoofd van de inrichting is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Van de ontruiming van de flat in 2009 is geen ontruimingsverslag opgemaakt. Er is alleen vastgelegd dat alles is ingepakt,
meegenomen op pallets en vervolgens geseald. Op deze wijze zijn de ingepakte spullen opgestuurd. Klager heeft inderdaad de inrichting aangeschreven over de vermissing. De reactie hierop heeft lang geduurd. Normaliter worden de spullen samen met de
patiënt ingepakt, maar dat was in dit geval onmogelijk gezien verzoekers onttrekking en plaatsing binnen een PI. Het is gebruikelijk dat de patiënten zelf koken. De inrichting heeft niets meer kunnen terugvinden over de vermiste spullen. Het kan zijn
dat de fiets inderdaad in de fietsenstalling heeft gestaan.

3. De beoordeling
De beroepscommissie gaat voor de beoordeling van het beroep uit van de volgende feiten, die als onbestreden zijn komen vast te staan.
- In 2009 is klager tijdens een door hem genoten onbegeleid verlof aangehouden.
- De inrichting heeft de flat van klager, die onderdeel uitmaakt van de kliniek, ontruimd, doch daarbij geen ontruimingsverslag opgemaakt. De ontruiming geschiedde buiten aanwezigheid van klager. Van de ontruiming is alleen genoteerd dat hierbij alles
is ingepakt en meegenomen.
- De goederen zijn op twee pallets bijeengezet, geseald en in april 2010 verzonden naar de p.i. De Marwei, waar klager destijds verbleef. Klager is in de p.i. De Marwei niet in de gelegenheid gesteld zijn goederen te controleren.
- Na klagers overplaatsing naar FPC Dr. S. van Mesdag zijn de pallets overgebracht naar deze inrichting. Aldaar heeft klager eind januari 2012 voor de eerste maal de goederen kunnen controleren. De pallets waren nog geseald.
- Door en namens klager is de inrichting op 30 januari, 19 februari, 5 maart en 21 maart 2012 aangeschreven over de vermissing van de goederen. Een inhoudelijke reactie is uitgebleven. Klager heeft op 5 april 2012 een klaagschrift ingediend.

Op grond van artikel 58, vijfde lid, eerste en derde volzin van de Bvt wordt het klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de verpleegde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen ingediend. Een na afloop
van deze termijn ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de verpleegde in verzuim is geweest. Vast is komen te staan dat klager eerst begin 2012 heeft kunnen kennisnemen van de vermissing
van de goederen. Vervolgens heeft hij getracht de zaak te schikken met het hoofd van de inrichting en, toen dit niets opleverde, een klaagschrift ingediend. Gelet hierop kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat klager in verzuim is geweest door de
overschrijding van de beklagtermijn. Klager kan derhalve in zijn klacht worden ontvangen.

Bij controle van de goederen miste klager een herenfiets, vier pannen, één led lamp en 20 houten klerenhangers. De verpleegde is in beginsel zelf verantwoordelijk voor vermissing van goederen die hij onder zich houdt, tenzij de vermissing moet worden
toegerekend aan het hoofd van de inrichting. Voor dit laatste bestaat in het onderhavige geval aanleiding, aangezien klagers flat door de inrichting en buiten aanwezigheid van klager is ontruimd, waarvan bovendien geen ontruimingsverslag is opgemaakt.
Op grond van de stukken en de ter zitting van de beroepscommissie gegeven toelichting acht de beroepscommissie het goed mogelijk dat klager de vermiste goederen in zijn bezit heeft gehad. Het hoofd van de inrichting heeft klagers stelling dat hij de
vermiste spullen in zijn flat hield, niet ontkend. Ook omtrent de fiets is niet onaannemelijk dat deze bij de ontruiming van klagers flat niet is meegenomen. Het hoofd van de inrichting heeft erkend dat klager een fiets in zijn bezit had. Mitsdien
dient
het beroep van klager gegrond te worden verklaard. De uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard. De beroepscommissie acht termen aanwezig voor het toekennen van een tegemoetkoming aan
klager. Uitgangspunt is dat de tegemoetkoming bedoeld is voor door een klager ondervonden ongemak. In geval er sprake is van schade en indien die schade eenvoudig is te begroten, is er aanleiding schadevergoedingsaspecten te betrekken bij de bepaling
van de hoogte van de tegemoetkoming. In het onderhavige geval is de schade niet eenvoudig vast te stellen. Klager heeft de hoogte van de schade, die door hem wordt geschat op € 365,=, niet kunnen staven. De tegemoetkoming zal daarom worden vastgesteld
op € 50,=.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, drs. W.A.Th. Bos en mr. C.F. Korvinus, leden, in tegenwoordigheid van
R. Kokee, secretaris, op 11 december 2012

secretaris voorzitter

Naar boven