nummer: 12/1967/GA
betreft: [klager] datum: 6 december 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. R.M.G. Sussenbach, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 12 juni 2012 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichting (p.i.) Almere
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
Ter zitting van de beroepscommissie van 24 oktober 2012, gehouden in de p.i. Lelystad, zijn gehoord klagers raadsman mr. R.M.G. Sussenbach en [...], directeur van de p.i. Almere.
Hoewel klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, op behoorlijke wijze was opgeroepen, is hij niet ter zitting verschenen.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het niet ontvangen van wachtgeld.
De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager werd op 3 oktober 2011 tijdens de arbeid ernstig bedreigd door medegedetineerden en hij kon daardoor niet deelnemen aan de arbeid. Hij wilde wel werken en dat blijkt ook uit zijn brief van 19 oktober 2011. Klager bestrijdt dat hem op 3 oktober
2011 drie keer is gezegd dat de andere gedetineerden naar de afdeling teruggestuurd zouden kunnen worden. Onder druk heeft klager op 3 oktober 2011 een afstandsverklaring getekend zonder dat hem is uitgelegd wat dat inhield. Het ondertekenen van de
afstandsverklaring had verregaande consequenties, zo kon klager wegens het ontbreken van inkomsten de winkel en de huur van zijn tv niet meer betalen. Klager heeft diverse verzoekbriefjes ingevuld voor onder andere het hoofd arbeid J. om te achterhalen
wat hij getekend had. Klager is regelmatig van afdeling verplaatst. Klager heeft in verband met een zedenzaak acht maanden in voorarrest gezeten. Hij is onlangs vrijgesproken. Bij klager was sprake van overmacht en de beklagrechter heeft op dit verweer
niet beslist. Nu de directeur aangeeft dat er geen andere verslagen zijn van de gesprekken met de psycholoog en de psychiater dan de in de medische gegevens opgenomen gespreksverslagen acht de raadsman zich voldoende ingelicht.
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Klager vroeg veel aandacht en er is veel met hem gesproken. Aan klager is tot drie maal toe aangeboden bepaalde gedetineerden bij de arbeid te verplaatsen, maar klager heeft toen zelf een afstandsverklaring getekend. Hij wist wat de consequenties
daarvan zijn.
3. De beoordeling
Klager werd op 3 oktober 2011 in de werkzaal bedreigd door een groep medegedetineerden. Vervolgens is klager verzocht een afstandsverklaring te ondertekenen, hetgeen klager die dag gedaan heeft. Volgens klager is hem toen niet uitgelegd wat de gevolgen
zijn van het ondertekenen van een dergelijke verklaring. Klager heeft na 3 oktober 2011 diverse keren om uitleg gevraagd, zoals blijkt uit de drie verzoekbriefjes die hij op 7 en 8 oktober 2011 heeft ingevuld en uit de brief van 19 oktober 2011 aan het
hoofd arbeid. De beroepscommissie acht op grond daarvan voldoende aannemelijk geworden dat klager niet heeft begrepen wat hij op 3 oktober 2011 ondertekende en wat de consequenties daarvan waren. Dit betekent dat de inrichting zich in redelijkheid niet
op het standpunt kan stellen dat klager afstand heeft willen doen van het recht op deelname aan arbeid.
De beroepscommissie is van oordeel dat aan klager, gezien diens situatie, verdacht van een zedendelict, bedreigd door medegedetineerden, in de periode die volgde op 3 oktober 2011 andere arbeid of een alternatief had moeten worden aangeboden. Nu de
inrichting een dergelijk aanbod niet heeft gedaan, is de beslissing om geen wachtgeld uit te keren naar het oordeel van de beroepscommissie onvoldoende zorgvuldig genomen. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren. Zij acht termen
aanwezig om aan klager een tegemoetkoming tot te kennen, waarbij zij rekening houdt met de omstandigheid dat klager op 9 november 2011 is overgeplaatst naar afdeling D.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 60,=.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. R.S.T. van Rossem Broos en mr. L.M. Moerings, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 6 december 2012
secretaris voorzitter