Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1540/GA, 5 december 2012, beroep
Uitspraakdatum:05-12-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 12/1540/GA

betreft: [klager] datum: 5 december 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Haaglanden,

gericht tegen een uitspraak van 10 mei 2012 van de beklagcommissie bij voormelde inrichting, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 12 november 2012, gehouden in de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Amsterdam Over-Amstel, zijn klager en [...], juridisch medewerker bij het PPC Haaglanden, gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft de weigering tot invoer van een verzegelde waterkoker.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en aan klager een tegemoetkoming van € 10,= toegekend op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt - zakelijk weergegeven - toegelicht. De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard omdat in de huisregels het aanwezig hebben op de cel van apparatuur
voor het verhitten van water is toegestaan en er geen uitzondering is gemaakt met betrekking tot waterkokers. Volgens de directeur is in de huisregels inderdaad niet expliciet vermeld dat waterkokers niet zijn toegestaan, maar ook niet dat waterkokers
wel zijn toegestaan. In het op klagers verblijfsruimte aanwezige koffiezetapparaat kan water worden verhit tot maximaal zeventig graden. Bovendien mag de directeur afwijken van de huisregels. In het PPC zitten patiënten, dit zijn over het algemeen niet
de meest stabiele mensen. Vanwege de veiligheid van de patiënten en het personeel is het niet verantwoord om een waterkoker op cel te hebben. Hier kunnen ook oliën in worden verhit. Klager kan gebruikmaken van de frituurpannen op de afdeling, maar dit
gebeurt onder direct visueel toezicht. In het koffiezetapparaat wordt het water ook vrij heet, dus er wordt voldaan aan de huisregels. Inmiddels worden de huisregels, die dateren van 2009, herschreven.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt - zakelijk weergegeven - toegelicht. Volgens klager zijn de huisregels duidelijk. Onder het kopje persoonlijke zaken staat dat apparatuur voor het verhitten van
water, met uitzondering van een dompelaar, is toegestaan. Het eerste waar je aan denkt bij apparatuur voor het verhitten van water is een waterkoker. Het koffiezetapparaat hoort bij de celinventaris. Een waterkoker valt onder de persoonlijke zaken.
Klager kan geen thee maken in het koffiezetapparaat want het water wordt niet heet genoeg. Bovendien smaakt zijn thee dan naar koffie. Op de afdeling zijn er geen waterkokers voor de gedetineerden. Er is maar één waterkoker en die is voor het
personeel.
Klager mag ook koken en frituren. Hij kan de frituurpan zo meenemen. Klager is reiniger en krijgt nooit rapporten.

3. De beoordeling
In de Regeling model huisregels penitentiaire inrichtingen (de Regeling) staat met betrekking tot artikel 4.5.1.2. - kort gezegd - dat de directeur voor zover het betreft penitentiaire inrichtingen of afdelingen met een bijzondere bestemming of met
meerpersoonsverblijfsruimten, de bepalingen ten aanzien van de toegestane voorwerpen op cel, waaronder het toestaan van apparatuur voor het verhitten van water, kan overnemen maar dat hij daartoe niet verplicht is.
In de huisregels van de p.i. Haaglanden staat onder 4.5.1.2. onder “Persoonlijke zaken”, die de betrokkene onder zijn berusting kan houden, dat apparatuur voor het verhitten van water (met uitzondering van een dompelaar) is toegestaan. Voor het PPC is
blijkbaar geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de hierboven genoemde uitzondering op art. 4.5.1.2 van de Regeling in de huisregels toe te passen.

De directeur heeft klagers verzoek om een verzegelde waterkoker in te voeren, geweigerd. Op het formulier waarop klager heeft ingevuld dat hij een waterkoker uit de fouillering wenst in te voeren staat “afgewezen”.
De beroepscommissie is van oordeel dat een waterkoker onder apparatuur voor het verhitten van water valt. Volgens de huisregels van de inrichting is apparatuur voor het verhitten van water toegestaan. Daarbij is voor een waterkoker geen uitzondering
opgenomen, zoals wel het geval is voor een “dompelaar”. De directeur kan wel op grond van de huisregels in het belang van de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel de beperking van zijn aansprakelijkheid voor de voorwerpen bepalen dat een
gedetineerde een in de huisregels toegestane voorwerp - waaronder een waterkoker - niet (langer) onder zijn berusting mag houden. Naar het oordeel van de beroepscommissie dient de directeur in dat geval te motiveren waarom de gedetineerde het
betreffende voorwerp niet onder zijn berusting mag houden. Nu de afwijzing van klagers verzoek niet is gemotiveerd, zal het beroep van directeur ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de beklagcommissie worden bevestigd met aanvulling van de
gronden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie met aanvulling van de gronden.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. C.J.G. Bleichrodt, voorzitter, J.G.A. van den Brand en mr. dr. H.K. Fernandes Mendes, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 5 december 2012

secretaris voorzitter

Naar boven